Hoofdstuk 13~ het hoofdkwartier van de Qec-wachters
Tesina zei dat het niet lang meer duurde voordat ze er waren. Heril zuchtte en liep met een dove blik in zijn ogen achter Deran en Tesina aan. De gedachte aan zijn ouders gaf hem geen fijn gevoel. Eerder het gevoel van onmacht, dat het zijn schuld was dat ze hem verlaten hadden. Nooit had hij hen gekend, even als hun gezichten gezien. Duizenden beelden had hij bij zijn ouders, maar ze waren ver weg, als sterren in een nacht. Alleen deze schenen niet.
"Is der iets?," vroeg Deran bezorgd. Heril had niet doorgehad dat zijn vriend naast hem was gaan lopen. "Je kijkt zo bedroefd."
"Er is niks," antwoordde Heril ontwijkend. De zin in een goed gesprek was weg, zeker na die gedachte aan zijn ouders. Deran had het nooit geweten wat hij dacht, maar wist wel dat zijn ouders hem verlaten had. Eigenlijk hadden ze elkaar per toeval ontmoet. Heril was aan het wandelen bij het park achter het weeshuis en daar zag hij Deran boogschieten. Tevergeefs probeerde die een eend dood te schieten, maar had hem nooit geraakt. Ze hadden samen wat gepraat en spraken steeds meer af. Tot de dag dat Deran had voorsteld samen weg te gaan van alles, en met beide handen had Heril dit voorstel aangepakt. Nu verdienden ze de kost met opdrachten. Wat er wel voor had gezorgd dat ze gezocht werden, zo af en toe zagen ze wat posters. Geen van beide besteedde er aandacht aan.
"Ik denk het wel," zei Deran rustig. "Je doet zo afwezig. Normaal doe je dat niet." Zijn paarse ogen keken Heril doordringend aan.
"Deran er is gewoon niks oké. Wat zou ik dan moeten zeggen? Ik praat niet de hele tijd zoals jij."
Voordat Deran ertegenin kon gaan, zei Tesina op een plechtige toon:"Hier is het dan," en ze wees naar een grijs kasteel met vier hoge torens. Boven aan elke toren hing een blauwe vlag met witte Pegasus erop afgebeeld. Hier en daar waren klimop planten de klim aan gegegaan en versierden nu het kasteel als slingers aan een kerstboom. Heril en Deran hadden van alles verwacht, van hutten in bomen tot een klein dorp, maar een kasteel stond niet op de lijst. Met open mond keken ze ernaar.
"Kom jullie nog?," vroeg Tesina geërgerd.
Gehaast renden ze achter de vrouwelijke elf aan.
"Dus," begon Deran ,die weer naast Tesina was gaan lopen, "dit enorme kasteel is het hoofdkwartier. Het is niet voor de hand liggend."
Tesina keek hem met een dodelijke blik aan. "Niet alles hoeft voorspelbaar te zijn." Ze knikte de wachters, die gekleed waren in een zwart uniform toe en liep door de poort. Heril keek de wachters even vlug aan. Ze kwamen hem vaag bekend voor, maar hij kon niet thuisbrengen waarvan. Hij haalde zijn schouders op en liep achter zijn vriend aan.
De plaats waar ze nu in stonden was donker. Het licht kwam van kaarsen die om de vijf stappen stonden. De ruimte was verder gevuld met een tafel, waarop een stapel boeken lag. Er waren wel ramen, maar de blauwe gordijnen hielden het meeste zonlicht die van buiten kwam tegen. Verder was er niks bijzonders, er waren veel trappen die leken te eindigen in de duisternis. Er liep een rilling over Herils rug.
Ik vertrouwe het hier niet, begon een stem in Herils hoofd te praten. Geërgerd zuchtte Heril.
"Alweer," mompelde hij tegen de stem.
Ja, maar luister. Deze keer zal ik niet meer zo doen. Maar serieus nu, ik vertrouwe het hier echt niet. Het is hier zo...
"Duister. De sfeer van vijanden," maakte Heril de zin af.
Zo kan je het noemen. De vijand zeker weten. Onthoud wel dat Feron jullie wel heb gewaarschuwd voor dat er meer wezens uit zijn naar de steen en de macht ervoor.
"Weet ik. Wie is er dan zo dom om een het een te maken met al het leven van Qecue en die later kwijt te raken. Magiërs ook." Heril had niet door dat Deran en Tesina ondertussen al verder hadden gelopen. Snel rende hij achter ze aan, bang om te verdwalen in dit grote donkere kasteel.
"Weer tegen jezelf aan het praten," vroeg Deran glimlachend. Heril antwoordde wat onverstaanbaar. De glimlach op Deran's gezicht werd er alleen maar groter door.
Abrupt stopten ze voor een donkerrode deur. Hij was van hout en had een ouderwetse deurklopper. Zonder wat te zeggen pakte Tesina die vast en liet hem drie keer tegen de deur aan luidde. Van achter de deur klonken voetstappen en even later werd de deur open gedaan door een bediende. Hij was niet al te groot, zo ongeveer een kop kleiner en vreemde gele ogen, als die van een slang. Snel liep Heril naar binnen en probeerde de ogen van de bediende die in zijn rug prikte te negeren.
Die ogen staan me niet. Slangen zijn niet te vertrouwen, begon de stem in Heril's hoofd weer te praten.
"Ik denk dat dat niet de grootste zorgen is. Zag je de wachters aan het begin dan niet. Die leken op..."
Zwarte elven, ja inderdaad. De stem liet nadat die dat had gezegd Heril weer met rust.
Nu keek Heril de kamer rond waar ze in geland waren. Aan de linkerkant stond een boekenkast, die tot het plafond kwam. Kleurrijke boeken stonden erin, als bloemen in op een veld. Naast de enorme boekenkast stond een bureau, met een paar boeken geopend en daarnaast een ganzenveer, die stond in een pot zwarte inkt. Aan de rechterkant van de kamer stond een houten kast, maar de duren waren dicht, waardoor niemand zag wat erin zat. Een lichte nieuwsgierigheid vulde Heril, die hij algauw negeerde. Dit was niet het goede moment.
Midden in de kamer, vlakbij het raam waar geen glas in zat, stond tegen het licht van de zon een stoel. Op de stoel zat een man, maar met zijn eigenaar het gezelschap toe kon Heril en Deran zijn gezicht niet zien.
"Je kunt gaan Tesina," sprak de man met een rustige stem. Echter zat de wel een toon in die klonk als wanneer een roofdier gromt.
Deran keek van Tesian naar de man en fluisterde: "Ken jij die man?" Tesina negeerde zijn vraag. Ze maakte een buiging, die de man heus niet zag en liep de kamer uit.De deur ging zachtjes achter haar dicht.Nu waren Heril en Deran alleen in een ruimte met een wildvreemde man.
Er zijn nog geen reacties.