021 Elena
Na veel rennen en verstoppen, zijn we bijna bij de verborgen ingang heeft Gandalf laten weten. Thorin en Fili die over de rotsen kijken, bukken zich plotseling.
'Er komt een warg eraan.' fluistert Thorin zo stil mogelijk. Na enkele gebaren, neemt Kili zijn boog en spant een pijl op. Wanneer hij deze loslaat en de warg raakt, begint het beest een helse geluid te maken voor het sterft.
'We moeten gaan, ze hebben ons gehoord.' vertelt Gandalf, waarna hij de hele groep leidt. Al snel zitten ze ons op de hielen, waardoor verschillende dwergen beginnen vechten.
'Waar is de tovenaar?' klinkt er opeens bezorgt. En inderdaad, Gandalf is nergens te vinden. Snel neem ik mijn eigen boog ook uit de stof, maar ik merk dat ik geen pijlen heb. Een lelijk gedrog op een warg komt mijn kant op en ik trek de boog gespannen op. Een sierlijke, blauwe pijl komt zo uit het niets tevoorschijn en zodra ik het loslaat, raakt de pijl het gedrog volop in de borstkas.
'Wauw.' zeg ik verbijstert. Maar veel tijd om te bewonderen heb ik niet, aangezien de warg op me af komt. Snel laat ik een nieuwe pijl los en raakt de warg perfect tussen zijn twee ogen, waardoor het meteen op de grond neervalt.
'Waar wachten jullie op, kom hierheen.' de tovenaar komt vanachter een rots. Verschillende dwergen lopen meteen richting de tovenaar, terwijl Kili en ik verder pijlen afvuren.
'Ga.' zeg ik tegen Kili, maar hij blijft aan mijn zijde verder vechten.
'Ga nu, je hebt bijna geen pijlen meer.' dring ik verder aan. Even kijkt hij me aarzelend aan, maar stopt dan toch met vechten.
'Elena, kom.' hoor ik achter me, maar ik besteed er geen aandacht aan. Een voor een raak ik alle wezens, maar toch weet er een warg mijn pijlen te ontsnappen. Zijn poot raakt mijn arm, waardoor ik mijn boog laat vallen. Het wezen duwt me de grond op en een ander gedrog wilt mijn boog vast nemen.
'Nee, blijf van mijn boog!' roep ik, maar het luistert niet. Nog voor het wezen mijn boog goed vast heeft, lijkt zijn hand wel in rook omringt te zijn en vormen zich blaren op zijn hand en arm. Het wezen roept het uit van de pijn, maar wordt snel uit zijn lijden verlost door een pijl. Verschillende mannen te paard komen mijn kant op en vermoorden de laatste wezens die bij me staan. Als ik naar mijn boog wil grijpen, zak ik door mijn knieën en valt de wereld in een duisternis voor mijn ogen.
Er zijn nog geen reacties.