De ziekte van het einde
MA: Laten we snel zijn,we gaan je verjaardag vieren,ook al duurt het tot deze avond.
G: Wat een geluk bij een ongeluk.
DOK: Kom binnen,wat is het probleem?
R: Mijn broer heeft vreemde kuren.
PA: Stil,Rosie. Dokter,hij is vandaag jarig en we lieten hem kaarsen uitblazen en een wens doen.
MA: Maar hij had al de hele tijd buikpijn en hij moest braken.
PA: Opeens deed hij een wens van ''nieuw leven''. Maar hij wilde dat niet eens zeggen,het gebeurde gewoon.
DOK: Volgens mij heeft hij gewoon te weinig aandacht.
N: Denk je dat ik dit grappig vind of zo?
DOK: Kom op,jongen,je zegt dingen die je niet wilt zeggen. Dat is onzin.
Maar dat braken is misschien door iets slechts te eten.
N: We aten pannenkoeken. Ik ben met buikpijn uit bed gekomen.
DOK: Rusten.
MA: En die wens dan?
DOK: Hij wilt jullie misschien beet nemen.
N: Ik ben serieus...ik....
Op dat moment begon ik te braken op de bureau.
DOK: Krijg nou wat....
PA: Wat? Dat was toch normaal?
DOK: U hebt me niks gezegd over blauw braaksel.
MA: Het is blauw?
DOK: Ik heb nog nooit zoiets gezien,ik moet hulp halen van een speciale organisatie.
N: Fijn,nu word ik proefkonijn.
PA: Dat is overdreven.
MA: Ik weet het niet,blauw braaksel is heel slecht. Alleen al de andere kleur maakt me bang.
De dokter zat de bellen en wij zaten nog altijd in zijn kantoor.
G: We gaan toch je verjaardag vieren.
R: Dat wordt moeilijk nu.
G: Hoezo?
R: De dokter doet de deur op slot.
PA: Wat?
MA: Laat ons eruit.
DOK: Dit is het belang van iedereen z'n veiligheid.
N: Voor al die van jou dus.
Hij ging weg,we wisten allemaal dat er iets slechts ging gebeuren.
N: Het spijt me,dankzij mij zitten jullie nu ook vast.
G: Dat is niet jou schuld.
R: Laten we een stoel door het raam gooien en vluchten.
PA: Wat zeggen we dan? We zijn losgebroken uit de kantoor van de dokter en vluchten.
MA: Hij heeft ons opgesloten,hij is in fout.
N: Aan de kant.
Ik gooide een stoel door het raam en we liepen zo hard als we konden weg.
Er zijn nog geen reacties.