4.2: Angst vermijdt rust
“Louis?” Ik draai me om en zucht als ik Aurus op me af zie komen. Hij komt naast me staan en staart net als mij naar het mistige uitzicht.
“Ik zou op dit moment zo graag even naar buiten willen om alles af te reageren,” fluister ik zachtjes, met de intentie dat andere bewoners het niet horen. Aurus humt en zijn blauwe ogen scannen het landschap af.
“Weet je wat ik me afvraag?” Verbaasd dat Aurus zo open is haal ik mijn schouders op. “Waarom is iedereen altijd zo vol van zichzelf? Ze denken dat ze het goed doen, en als ze commentaar krijgen vluchten ze of vallen ze je aan.” Ik bijt nadenkend op mijn lip. Daar heeft hij wel een punt.
“Ik denk dat dat voor sommige mensen de enigste mogelijkheid is om op die manier vol te houden.” Mijn stem trilt angstvallig en ik wend mijn blik terug af, richting het verre landschap. De groene dennentakken overschaduwen het groene gras en de mist lijkt met de realiteit te sollen.
“Dat is jezelf iets wijs maken. Zo ga je er toch niet op vooruit ofwel? Ik heb het vaak genoeg gezien in het dorp. Wil je mensen helpen met hun tuin, maar zij kunnen alles zelf beter.” Hij ademt gefrustreerd diep uit en ik leg mijn hand vriendschappelijk op zijn schouder.
“Weet je Aurus… soms lijkt anderen mensen kwetsen een betere optie dan in het diepe vallen en het opgeven. Als je dat doet, kwets je de mensen die je het dierbaarste zijn. Bij het eerste wel… die mensen gaven simpelweg niet om je, het spijt me.” Zonder nog iets te zeggen draai ik me om. In de deuropening staat Sedrik, ons te observeren. Hij zegt niks, hij staart ons alleen maar aan. Wetend dat Aurus Sedrik’s Comes is verlaat ik mijn eigen kamer om op de trap te gaan zitten. Het lijkt alsof iedereen je met rust laat, maar eigenlijk houden ze je allemaal tegelijkertijd in het vizier. Alles wat je doet, wat je zegt. Ik word er gek van. Net als nu, het gestalte van Lucius torent boven me uit en met zijn typische zelfvoldane grijns komt hij naast me zitten. Niet iets waar ik echt naar verlangde, maar ik glimlach toch maar.
“Weet je wat ik denk Louis?” Ik draai mijn hoofd naar hem en kijk hem een beetje sarcastisch aan.
“Zeg het eens, Lucius.” De jongeman die toch ouder is als mij grijnst en zijn ogen staan geamuseerd.
“Ik denk dat jij wel eens behoefte hebt aan wat fysieke inspanning. Wat dacht je ervan om met mij te gaan lopen in het bos?” Eerst grijns ik waarna ik bedenkelijk terug een neutraal gezicht opzet.
“En wat denkt heer Harry daarvan?” Lucius blijft alleen maar grijnzen, dolblij dat hij eindelijk een looppartner gevonden heeft die hij eraf kan lopen, waarschijnlijk.
“Maak je daar maar geen zorgen over.” Ik knik en trek een mondhoek omhoog. Ik ga dus echt lopen met deze kerel.
“Ik waarschuw je, ik heb nog nooit gelopen dus verwacht een grote teleurstelling.” Lucius lacht en stuurt me terug naar boven. Mijn kamer is leeg en ik vind verrassend genoeg 1 paar kleding dat er wel mee door kan om te lopen. Lopen is echt een raar idee. Lopen om maar een afstand af te leggen omdat je helemaal niks anders nuttigs te doen hebt. Als ik Lottie dat vertel lacht ze me uit, gegarandeerd.
Koude wolken lucht verlaten mijn mond. Het is abnormaal koud voor de lente wat betekent dat de oogst vast minimaal zal zijn en er veel honger heerst overal. Overal behalve hier. Lucius zijn ademhaling is normaal, terwijl die van mij al belachelijk snel gaat. Mijn lichaam heeft zich al aangepast aan de luie omstandigheden en laat weten dat het geen zin heeft in iets vermoeiend. Toch krijg ik mezelf zover om Lucius’ tempo bij te houden en er van te genieten iets te doen. De neiging om een sprint te doen is groot. Even alles los te laten, maar in het bijzijn van een nog steeds onbekende man kan ik me inhouden. Daarnaast is mijn lichaam niet gewoon aan deze vorm van arbeid en heb ik mijn energie hard genoeg nodig. Dat zal altijd wel zo blijven.
Reageer (1)
Eigenlijk vind ik dit zo'n verhaal waar drie pagina's reacties onder staan en meer dan 100 abo's heeft. Het is zo goed!
7 jaar geleden