Een bondgenootschap?

Sintelvel en ik dreven alle zieke katten naar het hol dat hun aangewezen was.
Ik ging als eerst het hol in gevolgd door vele zieke katten.
Sintelvel bleef voor de ingang staan wachten tot alle katten naar binnen waren gegaan en volgde als laatste.
Binnen was ik al bezig met het onderzoeken van alle katten.
Niemand had een ernstige ziekte, alleen waren er wel wat katten met withoest.
We moesten opletten dat de withoest niet overging op groenhoest, waar de gestreepte kater niet zo lang geleden aan was gestorven.
1 poes had een diepe snee over haar oog.
"Deze heeft een oog verloren'", zei ik tegen Sintelvel.
Sintelvel knikte dat ze eraan kwam.
"Ik kan het verder wel alleen", zei ze toen ze bij me was.
"Ik geef iedereen papaverzaadjes voor de pijn die ze eventueel hebben en voor de slaap".
Ik knikte naar de wijze medicijnkat en liep het hol uit.
Buiten zag ik bij de ingang van ons kamp Vuurster zitten met een andere kat voor hem.
Het was een rode kater, net als Vuurster.
Ze praten met elkaar.
Ik naderde de twee katten en hoorde hun gesprek.
"De Bergenclan heet jullie welkom", hoorde ik de andere oranje kater zeggen.
"We willen al onze katten graag voorstellen".
Vuurster knikte.
"Dat is okè Roodster, maar doe dat een andere keer", zei hij.
"we hebben veel werk.."
Roodster, de Bergenclanleider zei: "ja maar eigenlijk wouden we nog iets vragen."
"Wat dan?", vroeg Vuurster.
"Wil je een bondgenootschap let de Bergenclan, en kunnen we d Vuurclan en de Luchtclan wegjagen. En dan hebben we het hele woud voor ons alleen.".
"Een bondgenootschap?", zei Vuurster verbaast