Opdracht 3 = DataDrain565
"Daar gaat er weer een." Zuchtte ik. Er was weer een dommerd op de haak afgezwommen. Soms vroeg ik me echt af of alle vissen wel met hersenen geboren worden. "En hops." Ik keek de vis na, die aan de haak het water werd uitgesleurd. Ik had al veel broeders op die manier zien heengaan. De tweevoeter glimlachte bij het zien van zijn vangst en legde mijn dode broeder in de emmer die naast hem stond, waarin vast nog meer dode vissen lagen. Ik zwom weg en ging op zoek naar eten.
Na wat zeepieren gegeten te hebben, zag ik toevallig Alfons voorbij zwemmen. "Hé, Alfons! Waar zwem je naartoe?" "Ha, die Visil! Nog steeds zo bruin als altijd!" Voor degenen die het nog niet weten: Mijn naam is Visil. Ik ben een vis. Een kabeljauw, om precies te zijn. Lichtbruin van kleur en niet zonder hersenen. En Alfons, mijn beste vriend, is een tonijn, die zijn hier gekend om hun grapjes. "Waar ik naartoe ga? Zo te zien gebeurt er iets bij De Stroom, en ik moet er gewoon bij zijn! Dat voel ik gewoon!" "Ik ga wel met je mee. Nu heb je me ook nieuwsgierig gemaakt!" 'De Stroom' is een plek waar het water een stroomversnelling ondergaat en niemand weet wat er aan het einde ligt. En degenen die zo dom waren om met de stroom mee te gaan, kwamen nooit meer terug. Ik zwom achter Alfons aan en al snel waren we bij De Stroom. Daar was een grote haring een kleine tonijn aan het duwen, steeds dichter bij de stroom. "N-nee, ik wil niet! Laat me met rust!" "Komaan, kleintje! Dan gebeurt er eens wat leuks in deze wateren!" "Stop daar eens mee!" Het was Alfons. Ik kende hem al langer dan vandaag en had nooit gedacht dat hij degene zou zijn die een pestkop zoals deze zou aanspreken. "Had je wat?" zei de haring uitdagend. "Laat hem eens met rust! Ga lekker zelf De Stroom in!" "Wat je zegt, tonijntje! Ga lekker zelf De Stroom in!" En met een klap van de staart van de haring werd Alfons De Stroom in gelanceerd. "Alfons!" riep ik . Ik zwom zonder nadenken achter hem aan en dacht er nog bij: Waar ben ik nu weer in verzeild geraakt? Ze moeten ook altijd mij hebben, hé...
"Alfons! Alfons! Vervis je, gast!" "Huh? Wiesda?" Eindelijk werd Alfons wakker.
"Ik ben het, Visil!"
"Ah, ja...Mijn hoofd doet zo'n pijn...Waar zijn we?"
"Ik zou het niet weten...Het is hier best donker...Ik wed dat we nogal diep zijn beland..."
"Yep, lijkt me duidelijk...Ben je achter me aan gezwommen? Jij? De Stroom in? Voor mij? Dank je, gast!"
"Hou de bedankjes maar voor later, Alfons, want ik heb geen idee hoe we teruggaan!"
"Daar vinden we wel iets op, joh! Waarom ben je zo zenuwachtig? Toch niet bang van het donker, hoop ik?"
"Natuurlijk niet! Ik ben bang voor de dingen in het donker!"
"Haha, dat is een goeie! Kom op, gast, dan gaan we een weg terug zoeken!"
Hoewel ik onze situatie allesbehalve lachwekkend vond, had hij gelijk. We zwommen het donker in, kijkend naar een puntje licht. In plaats van een puntje licht, voelde ik iets onder me. Iets groots. Opeens zwom er een grote school vissen recht tegen ons aan. "Hé, wat moet dat? Kijk uit!" riep ik. Toen zag ik het. Onder ons. Ik had enkel verhaaltjes over deze gigantische dieren gehoord, maar nu zag ik er een in het echt. En als ik niet snel wegzwom, stond ik op zijn menu. Het was een walvis. Ik zwom als de bliksem weg, terwijl ik Alfons hetzelfde zag doen. Hij had de walvis ook gezien. Nog geen seconde later at de walvis de complete school vissen op, vlak voor onze neus. Zijn gigantische lijf miste me op een haartje. En toen moest die dikzak ook weer naar beneden komen, natuurlijk. Ik zwom snel naar Alfons en zag de walvis in de donkere diepte verdwijnen. "Was dat wat ik denk dat het was?" "Yep, dat was een echte walvis, geen twijfel mogelijk! Man, hebben wij geluk of wat? Wacht maar tot ik mijn vrienden dit vertel..." "Als je niet voortmaakt en snel een uitgang vindt, zul je het aan niemand vertellen!" "Goed, goed...Pessimist." mompelde hij.
"Wat vind jij eigenlijk van die tweevoeters?" vroeg Alfons opeens, om de stilte te verbreken. "Ze zijn best slim. Ik bedoel, hoewel ze geen schubben hebben kunnen ze toch best goed zwemmen! En ze hebben nooit honger! Ik vraag me nog altijd af hoe ze hun eten vinden..." "Ik zou graag de wereld eens verkennen, maar door al dat stomme land dat in de weg staat, kan ik dat niet! En dat komt omdat die vuile tweevoeters dat daar hebben neergezet! Ik weet het gewoon!" "Misschien...Maar hoe zouden ze dat voor mekaar krijgen? Ze zijn toch geen tovenaars?" "Ze toveren hun eten ook tevoorschijn, dus waarom dat stomme land niet?" "Weet ik veel...Laat maar." zuchtte ik. Deze conversatie ging sowieso de foute kant op.
Na een tijdje zoeken zagen we iets dat op een uitgang leek: een ingang om terug te gaan, eerder. Maar er was een probleem: Er zwom een haai vlak voor onze weg naar huis. "Wacht, dit los ik wel even op. Zwem zo snel als je kan voorbij die haai als ik het zeg, oké?" "Wat ga je doen, Alfons?" "Oké?" "Oké dan..." Hij zwom rustig richting de haai. Nu is het zover. Hij is gek geworden... "Hè, bro!" zei Alfons doodleuk. De haai keek verbaasd naar Alfons.
"Euh...Je ziet toch hoop ik wel dat een haai ben?"
"Ja, tuurlijk! Ik ben niet blind, hoor!"
"Hoho, een hapje zonder hersens, dat is nieuw!" "Voordat je me opeet, mag ik je een mop vertellen?"
"Hm, een hapje met humor, dat is ook nieuw. Doe maar, als dat toch je laatste wens is."
"Wel, er was eens een olifant en een muis. Die muis zei eens: wat stinkt hier zo? En weet je wat die olifant zei?"
"Euh, nee. Zeg eens."
"Wel, hij zei: NU!"
"Nu? Waarom zei hij dat in hemelsnaam?" Maar ik had het teken van Alfons begrepen. Ik zwom snel de haai voorbij en hoorde Alfons achter me aan zwemmen. "Sorry, we moeten weg!" "Hé! Jullie gaan helemaal nergens heen!" Maar die woorden moest de haai al snel terug nemen toen we ons verstopten in een kleine, nauwe kloof. Hij hapte tevergeefs naar ons. "Ik krijg jullie nog wel! Ooit..." zei de haai terwijl hij wegzwom. "Fioe...We waren er bijna geweest. Maar ik moet toegeven, goed plan, Alfons!" "Wil je nu de échte mop over de olifant en de muis horen?" antwoordde hij opgewekt. "Euh...Misschien later..."
We zwommen, toen we zeker wisten dat de haai weg was, richting een bos koraal. Aan het einde ervan zagen ze een uitgang tussen de rotsen. We zwommen voorzichtig boven het koraal, toen er opeens een oranje vis uit het koraal zwom. Hij had witte strepen. Hij zwom op ons af zonder te kijken en botste tegen Alfons op. "Hé, kijk uit waar je zwemt!" "Dat deed ik. En als jij dat ook had gedaan was je niet tegen me opgebotst." "Ja, maar ik ben kleiner dan jou!" "Whoho, sorry dat ik ZO groot ben geworden, ik zal mijn lichaam effe vragen terug te krimpen!" "Ja, doe dat!" Hij zwom ons voorbij, mompelend, en we zwommen door. "Een clownvis zonder humor, dat is nieuw." "Een clownvis? Is dat hem?" "Yep. Ik heb over hen gehoord. Maar die is zo te zien ietsje anders dan de gemiddelde clownvis..." Nadat we het koraal achter ons lieten, zagen we De Stroom. "Oh! We hebben de weg teruggevonden!" "Ongeveer. Maar hoe wil je terug thuis belanden? De stroom neemt je zo weer mee naar die donkere plek!" "We gaan gewoon op ons hardst naar rechts moeten zwemmen, en dan uit de stroom als onze wateren in zicht komen." "Dat kan werken..." "Dan doen we het!" Alfons ging zonder verder na te denken de stroom in. Het lukte hem best goed om rechts te blijven, dus ik ging hem maar achterna. Mij lukte het ook, maar het werd al snel vermoeiend: De Stroom was zeer sterk, en wou je liever niet rechts hebben, zo te zien. Opeens zag ik een opening in de rotsen. Met al de kracht die mijn vissenstaart maar had zwom ik De Stroom uit, waarna ik tegen Alfons knalde. "Kijk uit, joh! We hebben het gehaald!" "Inderdaad..." Ik was zo blij dat ik effe niet meer oplette, en de grote schaduw die over ons boog niet zag. Toen ik ze wel zag, was het al te laat. Ik en Alfons werden gegrepen in de netten van een klein visnet. "Ik zag een oude tweevoeter ons opvissen en legde ons in de bak, bij de andere vissen. "Euh, misschien is het nu het moment om die mop over die muis en die olifant te vertellen?" vroeg Alfons, hijgend. "Doe maar, joh." "Ik vertel je hem wel in de vissenhemel...Tot dan, Visil." Alfons zei niets meer. Ik keek naar de blauwe lucht boven ons. De slimste vis in de geschiedenis van de vissen, opgevist door een visnet van een tweevoeter...Ik schaam me dood, en binnen een paar minuten ben ik dat ook... En Visil zuchtte diep, voor de laatste keer.
Er zijn nog geen reacties.