2 In het vliegtuig

We staan op en lopen door het vliegtuig om te kijken of er nog andere mensen zijn die we kennen. Maar die zagen we niet, dus we gaan maar weer zitten. Als we weer zitten komt er een stewardess langs en die vraagt of we een zakje pinda’s willen. We nemen ze aan en ze loopt weer door.

Als we net de zakjes willen openmaken, ruik ik een vreemd geurtje. ‘Ruiken jullie dat ook’ vraag ik? ’Ja’ zegt Momo. ‘Volgens mij komt het uit de cockpit’ zegt Margaret ‘Zullen we gaan kijken?’ zegt Momo ‘We zijn op vlieghoogte dus we mogen toch lopen, dus waarom niet’ zeg ik. We gaan naar de cockpit, hoe dichter bij we komen hoe sterker de geur wordt. ‘Het komt me bekent voor’ zegt Momo Als we er bijna zijn zien we ook rook, als we nog dichter bij komen wordt de rook dichter.

Ik voel met mijn hand waar de deurklink is. Baf! Hij gaat in één keer open. We vallen in een grote rook wolk op de grond. Bam! De deur valt met een klap dicht. Onze ogen moeten wennen aan de rook, maar als ze dat gewend zijn zien we de oorzaak. Een sigaret. ‘Je mag hier toch niet roken’ zegt Margaret dan. ‘Nou er mag zoveel niet, jullie mogen ook niet in de cockpit komen, doen jullie toch ook.’ Er valt een stilte.

Dan pakt de piloot iets uit zijn zak als we goed kijken zien we het. ‘Een pistool’ roepen we tegelijk. Dan zegt Margaret ‘Je mag toch geen pistool mee naar binnen.’ Hoe heb je dat gered?’ 'Ik mocht mijn sigaretten niet eens meenemen' zegt Momo. Denk jij dat ze van een piloot verwachten dat hij een pistool mee naar binnen neemt, ‘je moet gewoon zeggen dat het je sleutels zijn, sigaretten worden niet gevonden door het detectie poortje en als piloot hoef je niet langs speurhonden.’

Maar jongens’ ‘Ik ben een meisje hoor ’schreeuwt Margaret door mij heen. ‘Oké Margaret en Momo dat hij het niet mee naar binnen mag nemen weten we nu wel, maar veel belangrijker is, Wat wil hij er mee gaan doen?’