Chapter 5
*Dunmer zijn Dark Elves, een elfenras uit Morrowind.
'Wie is Alduin?' vraag ik aan Balgruuf. Hij zucht. 'Je bent natuurlijk niet bekend met onze legendes, Breton. Alduin is een van de meest verschrikkelijke wezens op aarde. Als hij komt, zal de wereld vergaan.' Ik schrik. Dat klinkt niet goed. 'Dan moeten we hem stoppen!' Hij grinnikt. 'Stoppen? Alduin is niet te stoppen. Alleen de Dragonborn kan hem stoppen.' 'Wie is dat?' vraag ik hem. 'De Dragonborn is een mens, met de ziel van een draak. Hij kan de ziel van een draak opnemen, en daar kracht uitputten. Hij kan ook de Thu'um gebruiken, de Stem van de Draak.' Ik denk na. 'Wat als we nou die Dragonborn vinden? Dan hebben we een kans.' Balgruuf zucht. 'Dat zou kunnen. Het probleem is echter, dat de Dragonborn overal in Tamriel kan zijn. Het kan jaren duren, eer we hem hebben gevonden.' Ik zucht. 'Nou, fijn. Is er echt niets wat we kunnen doen?' Farengar kijkt op van zijn boek. 'Er is misschien wel iets wat we kunnen doen. Maar het is gevaarlijk. Ik ben in contact gekomen met iemand, die ook geïnteresseerd is draken. Ze had het over een kaart, waar alle begraafplaatsen van draken op staan. Ik neem aan dat Alduin ze weer tot leven wil gaan wekken. Als we in kaart hebben, hoeveel begraafplaatsen het zijn, kunnen we misschien een paar zwakkere draken uitschakelen.' Dat is tenminste al iets. 'Mooi zo. Laat die kaart maar zien,' zegt Balgruuf. Farengar zucht. 'Dat is het probleem. Ik heb de kaart niet. Maar ik weet wel waar we hem zouden moeten vinden. Bleak Falls Barrow, ten oosten van Riverwood. Daar is een oude tempel. Volgens mijn bronnen, bevindt de kaart zich daar.' Ik knik. 'Nou, dat moet te doen zijn, toch?' zeg ik. 'Kun je vechten?' vraagt Balgruuf. 'Ehm...' antwoord ik. Vechten is niet mijn sterkste kant. 'Ik wil dat jij eropaf gaat. Ga naar de Companions toe. Zij kunnen je leren vechten. Ik weet zeker dat ze je aannemen, je bent charmant genoeg. Farkas en Torvar zullen sowieso voor je smelten. Praat met Kodlak Whitemane. Als je klaar bent, keer je terug.'
Ik sta voor Jorrvaskr. Ik zucht. Hier gaan we dan. Ik klop op de deur. Binnen hoor ik mensen. 'Ik doe wel open!' hoor ik een mannenstem zeggen. De deur gaat open. Voor me staat een jonge man. Ik schat hem niet ouder dan 25. 'Hallo daar,' zegt hij glimlachend. 'Waar kan ik de mooie dame mee van dienst zijn?' Ik slik even. 'Ehm, ik wilde graag bij de Companions, als dat kan.' Hij grinnikt. Het komt er ook best stom uit. 'Nee maar. Je bent de eerste Breton, die zich bij ons wilt voegen. Zijn jullie niet meer praters dan doeners? Kom binnen. Mijn naam is Torvar. En jij bent?' 'Arwen Stenav. Ik kom uit naam van de jarl.' Ik weet niet of ik dat had moeten zeggen, maar het is er al uit. 'Aha. Kom binnen, dan breng ik je naar Kodlak. Hij kan je verder helpen.' Ik knik. 'Ja, dat zou fijn zijn.' Ik volg hem naar binnen. Ik kijk rond. Het is een grote hal, met in het midden een grote tafel. Er zitten een paar mensen te eten. Ik zie een Dunmer zitten. Ik dacht dat die een beetje werden uitgekotst door de Nords. Hier blijkbaar niet. Het is hier aangenaam warm. 'Arwen!' Die stem ken ik. Ik draai me om. Farkas komt aanlopen. 'Heb je toch besloten om je bij ons aan te sluiten?' Voor jou altijd...'Ik moet leren vechten. De jarl wil dat ik iets voor hem doe, maar het is niet zonder gevaar. Ik moet weten hoe ik mezelf moet verdedigen.' Farkas knikt. 'Waar moet je dan naartoe?' 'Naar Bleak Falls Barrow.' Zijn gezicht betrekt. 'Nou, hij weet wel waar hij je naartoe stuurt. Of juist niet.' Nou, dat klinkt al goed. 'Arwen Stenav?' Ik draai me om. Voor me staat een oudere man. 'U moet Kodlak Whitemane zijn.' Ik stap naar voren, en steek mijn hand uit. Hij knikt alleen maar. 'Torvar vertelde me, dat je wilt leren vechten. En ik heb begrepen dat de jarl je gestuurd heeft.' Ik knik. 'Ja, dat klopt.' 'Waarom moet je van de jarl leren vechten?' vraagt hij. Moet ik echt in detail treden? 'Ik moet iets ophalen bij Bleak Falls Barrow. De jarl achtte het verstandig, dat ik leerde vechten.' Hij begint om me heen te lopen, met zijn armen over elkaar heen. 'Aha. Heeft hij je verder nog iets over die plek verteld?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee. Ik weet dat het een oude tempel is.' Kodlak staat weer stil. 'Ja, dat klopt. Maar het zijn niet alleen bandieten waar je je druk om moet maken. Weet je wat Draugr zijn?' Ik kijk hem verbaasd aan. 'Draugr? Bestaan ze echt? Ik dacht dat het maar een kindersprookje was.' Kodlak schudt zijn hoofd. 'In High Rock misschien. Maar hier in Skyrim, hebben we er genoeg. Ik wil je best aannemen, als de rest van de groep er geen problemen mee heeft.' Hij kijkt even rond. Niemand zegt iets. 'Ik hoor geen bezwaar. Dan ben je aangenomen. Farkas, breng haar naar haar kamer, en leg haar het een en ander uit. Ik neem aan dat je wel weet wat.' Farkas knikt. 'Ja, Kodlak. Kom Arwen, volg mij maar.' Ik loop hem gedwee achterna. Achter me hoor ik geroezemoes. Ze hebben het natuurlijk over me. Dat was niet zo moeilijk om te achterhalen. We lopen een trap naar beneden. Farkas opent de deur, en laat me voorgaan. Hij sluit de deur achter me. 'Je slaapkamer is hier vlakbij.' Hij opent een andere deur. Ik kijk rond. Het is hier niet slecht. Ik bekijk mijn kamer. Hij is klein. Er staat een klerenkast, een bed, een stoel en een nachtkastje. Ik zie geen boekenkast. 'Iedere pup heeft dezelfde kamer.' Ik draai me om. 'Pup?' vraag ik hem. Hij grinnikt. 'Een soort koosnaam voor iedereen die zich net heeft aangesloten. Jij bent onze kleinste pup. Dan zijn er nog Ria en Athis. Nadja is al wat langer bij ons, dus dat is geen pup meer.' Ik knik. 'Ik moet zeggen, dat de puppies die we krijgen, wel steeds leuker worden.' Ik begin heftig te blozen, en draai me meteen om. Ik doe net alsof de vloer heel interessant is. 'Oh. Ja, dat kan.' Hij sluit de deur, en gaat op het bed zitten. Ik kijk hem aan. 'Zijn er nog iets van regels, waar ik me aan moet houden?' vraag ik hem. Hij knikt. 'Ja, maar dat zijn best makkelijke regels. De wil van de Cirkel is wet. Dat betekent dat je dus moet doen wat Vilkas, Aela, Skjor, Kodlak of ik zeg. Je zult met mij gaan trainen. Maak je geen zorgen, ik zal niet te hard voor je zijn.' Ik ga op de stoel zitten. 'Wanneer beginnen we?' 'Morgen. We gaan op pad, het veld in. Ik wil kijken hoe je je beweegt, puppy. Je lijkt me meer een type voor boogschieten, dan voor een groot zwaard. Ik kan redelijk boogschieten. Niet zo goed als Aela dat kan, maar zij traint Athis op dit moment.' Hij staat op. 'We gaan dadelijk eten. Ik zie je zo weer.'
Er zijn nog geen reacties.