Een zweem van ergernis borrelde op in me. "Rustig als een klaterend fonteintje", mompelde ik zachtjes voor me uit, terwijl ik groef in mijn geheugen naar wat ademhalingsoefeningen die Ms. Hemmingfield me geleerd had, maar waarschijnlijk door mijn gestaag groeiende irritatie laat mijn grijze massa me in de steek.
-"你想要一些?"
Ik staarde de twintigjarige jongeman in de vliegtuigzetel naast me blanco aan. Niet dat ik hem niet verstond, nee, Chinees was me al in mijn tiende levensjaar aangeleerd. Ik wilde echter vermijden dat we een gesprek zouden aanknopen (wegens de vreselijke geur van zijn zak kruidenchips) en ik mocht mijn kennis van zowat zestien verschillende talen niet laten doorschemeren. En dit was makkelijker dan zijn aanbod om zijn chips te delen beleefd af te slaan.

-"你明白?"
"Begrijp je?", vertaalde ik bliksemsnel. Ik haalde mijn schouders om en hield mijn hoofd ietsje gekanteld, de verpersoonlijking van de onschuld en de onwetendheid. Hij schudde de zak heen en weer voor mijn gezicht, waarop ik me quasi-verbaasd terugtrok, één wenkbrauw elegant omhooggetrokken.
-"你明白?"
Ik schudde mijn hoofd en gebaarde dat ik hem niet verstond. Teleurgesteld trok mijn buurman zich terug in zijn zetel en zette zijn walgelijke maal voort. Ik liet me wegzakken in de zetel en zette mijn koptelefoon op, zonder mijn muziekspeler aan te zetten. Zelfs nu, schijnbaar luierend in een vliegtuigzetel, was ik op mijn hoede: mijn blik had de hele bemanning van het vliegtuig doorgelicht: de nerveuze nieuwkomer Louis, de sletterige stewardess Lola die al meermaals avances had gemaakt op haar collega Mark, nog steeds zonder resultaat. Ieder half uur kuierde de bewaker van de achterkant van het vliegtuig naar de deur van de piloot, om te controleren of daar alles in orde was, met steeds minder interesse en steeds minder aandacht. De laatste keer was hij zelfs 3,5 minuut te laat vertrokken.
De passagiers kenden eveneens geen geheimen voor me: drie Britse schoolmeisjes die samen op reis waren geweest naar Manhattan en maar niet over Chinatown konden ophouden, een donkerharige jongen die veel te luid naar Imagine Dragons luisterde en om de 18 minuten zijn ogen opende om naar het Indische meisje naast hem te gluren, maar zij scheen haar hart al verloren te zijn aan ene "Henri", wiens nummer ze geregeld weifelend intikte om dan weer te besluiten hem toch niet op te bellen.

Zuchtend liet ik mijn blik naar het raam zwerven, mijn ogen verdwaalden in de pracht van de parelwitte wolken en de opaalblauwe lucht. 'Kon ik maar vliegen', verzuchtte ik. Ik zou mijn vleugels uitstrekken en de wind me weg laten leiden, ver weg, ver, ver weg van The Institute, ver weg van mijn lotsbestemming, ver weg van problemen, intriges, gevechten... Ver weg van Castor. Een gewoon, alledaags meisje, met fantasierijke dromen en toekomstplannen die geen strijd op leven en dood inhielden.
Ik verzonk in een woordeloos verzet tegen de goden die me dit leven geschonken hadden, een woordeloos verzet tegen mijn vervloekte bestaan. "Het eindigt met jou, Castor. Jouw dood zal me leven schenken, of jouw zwaard zal me verlossen uit een eindeloze lijdensweg. In ieder geval eindigt het met jou...", fluisterde ik stilletjes voor me uit en richtte ik mijn aandacht op de zware deur aan het einde van de gang.
Hij ging soepel open om de breedgeschouderde bewaker te onthullen, die met klaarblijkelijke tegenzin over het gevlekte tapijt slenterde en zijn blik loom over de passagiers liet gaan. Hij was alweer een halve minuut te laat.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen