Opdracht 2 = daffie123
Ieder verhaal kent een goed mens en een slecht mens. De goede verslaan altijd de slechte. Maar hoe worden die slechte nou echt slecht. Door jaloezie? Door wraak? Of is ieder mens net al yin en yang?Heeft ieder mens een goede en slechte kant en gaat een van die kanten weg van de persoon op het goede moment? Misschien.
Een eenzaam gestalte liep snel over het stenen pad van het bos. Met in zijn ene hand een dolk, die het licht van de zon weerkaatste liep de jongen naar de grond te staren. Zijn gezicht vertoonde dat hij in tweestrijd was met zichzelf. Opeens bleef hij staan, richtte zijn blik naar boven en schreeuwde boos: "Waarom ik!" Daarna liet hij zuchtend op de grond vallen. Zo bleef hij even een paar minuten zitten, voordat hij weer verder rende. De conditie van deze jongen was uitstekend, maar niet ieder mens kan eeuwig blijven rennen. Na een lange tien minuten stopte de jongen om uit te rusten. Zuchtend liet hij vallen tegen de resten van de ruïne die midden in het bos stond. Met zijn rug leunde hij tegen een pilaar aan van, volgens hem, een oude tempel. Er lagen her en der een paar stenen, maar verder alleen maar gras. Nu hij alleen was met zijn persoonlijkheid keek hij strak voor zich uit. Je zag niet wat er binnen in hem gebeurde. Hij wist dat dit op een dag ging gebeuren, maar nooit wist hij wanneer. Ieder mens heeft een goede en slecht kant. En op een dag verlaat één van die twee het lichaam. Het lag eraan hoe je leefde, of je goed had gedaan of juist niet. En hij wist het niet. Hij had dagen waarop hij iedereen hielp, maar sommige dagen waren vol met haat tegen iedereen. En gister was het zo dat de tweestrijd begon. Eerst twee stemmen in zijn hoofd, dan zijn gedrag die elke keer veranderde en toen sloeg hij een paar mensen die hij normaal zo graag mocht. Vandaar dat hij, vlak na die actie er vandoor rende, naar het bos achter zijn huis. Niemand die hem tegenhield, niemand die naar hem omkeek. Ze wisten wat er was met hem. Iedereen had het gehad. Het begon onverwacht, en eindigde in een hel of hemel. Het goede of het slechte.
Met een ruk stond de jongen op en liep een paar rondjes. Onder het lopen mompelde hij een paar woorden, maar meer tegen de stemmen in zijn hoofd.
"Waarom ga je niet even zitten?"
"Waarom steek je niet iemand neer?"
"Voel je je wel goed?"
"Of ben je er te slap voor?"
"Ga wat water halen. Daar fris je van op."
"Je toont teveel medelijden. Daar wordt je zwak van."
"Kappen nou! Allebei!", schreeuwde de jongen het uit. Gelijk hielden de stemmen in zijn hoofd op met praten. Even snel als hij opstond ging hij weer zitten. Zijn hersenen zetten hij even uit, hij wou nu niet nadenken. Nu was het slechts een kwestie van geduld voordat het lot bepaalde wat hij zou worden. En hij kon er niks aan veranderen, hoe graag hij dat zal willen. Want hij had al die jaren voor dit al de uitkomst kunnen bepalen. Alleen toen dacht hij er niet aan.
Minuten gingen voorbij, die langzaam in uren veranderden. Nog steeds was er niks gebeurd. De jongen begon honger en dorst te krijgen, maar hij verroerde zich niet, bang dat de stemmen weer zouden komen. Nu zat hij daar, al uren wachtend op een gevoel van pijn wanneer de goede of slechte kant uit zijn lichaam werd gerukt.
Nog steeds was er niks gebeurd. Het begon een beetje te schemeren, maar dat merkte de jongen niet. De stemmen in zijn hoofd waren weer bezig, praten over niks en niemand in het bijzonder. Ineens vermengde een anderen stem zich in het gesprek. Een zachte, maar toch sterke stem die zei: " Nu is het tijd."
De jongen knikte en wachtte af. Zijn mond was droog, waardoor hij niet kon praten. Nooit eerder had hij dit gezien, nooit eerder had hij zulke angst gevoeld, nooit eerder voelde hij zich zo machteloos. Het was net alsof hij zijn eigen dood goedkeurde, zo voelde hij.
Een licht kwam langzaam, het leek alsof de wolken licht gaven. De zon verdween achter de bomen. De jongen probeerde op te staan, maar iets hield hem tegen. Een onzichtbare kracht. Lichte paniek ontstond bij hem. Hij haalde eens een paar keer diep adem, voordat een stekende pijn door zijn lichaam ging. De pijn vond een weg naar zijn binnenste, naar zijn ziel. Het voelde alsof een zwaard in een keer in zijn hart werd gestoken en daar rond draaide. Niet erg fijn dus. Hij wou het uitschreeuwen van de pijn, maar zijn keel zaten dicht. Zeer langzaam, alsof diegene het expres deed, voelde hij dat er een deel van zijn ziel werd weggetrokken. Bij elke centimeter begon het meer pijn te doen. Alles gaat zo langzaam, dacht hij. Het was een echte marteling. Even wou hij zijn laatste adem uitblazen, toen de stem weer begon te spreken: "Je hebt je best gedaan om je leven zo goed mogelijk te leiden. Maar was het goed genoeg?" Een stekende pijn en voor zich zweefde een deel van hem. Alweer voelde hij de paniek, maar ook angst. Angst om wat hij ging worden.
"Ik heb gesloten dat je leven een weegschaal is. En je kant die je hier ziet, is de kant van..." De stem werd onderbroken door een stem die hij nooit zal vergeten. De stem waarvan hij hoopte dat hij daar nu hing. De slechte stem.
"Nu ben je van mij", schreeuwde de stem. De jongen schudde met zijn hoofd en hield zijn hand voor zich uit. Even hoorde hij zijn goede stem nog zeggen: "Je bent wel sterkt genoeg", voordat zijn goede kant de lucht in ging en hem achterliet met zijn ergste nachtmerrie
Dit was het verhaal van Celan, een normale jongen. Tot op die dag
Er zijn nog geen reacties.