- 23 -
Het eerste wat Percy zag toen hij uit de openhaard stapte, was Lucy, die wild met een papiertje stond te zwaaien. Om hen heen waren meer kinderen te zien die briefjes in de handen van hun ouders drukten, maar niemand leek er zo enthousiast over als Lucy. Ze remde haar huppels nog net op tijd af om niet op Percy’s voet te gaan staan.
“Papa papa papa, je moet op meester stemmen!”
Percy probeerde net te doen alsof hij geen idee had wat ze bedoelde. Het was goed dat Lucy een opgewonden zesjarige was, want erg goed was hij niet in toneelspelen. “Rustig aan, je hebt maar één papa. Waar moet ik op stemmen?”
Lucy greep Percy’s hand en smakte het papier erop, zodat hij gedwongen was het van haar aan te nemen. “Op meester Oliver, duh. De papa van Thomas was in de les om te zeggen dat ze een verkiezing gaan houden voor de beste juf of meester.”
“Oh? Wat een volkomen onverwachte ontwikkeling.”
Zesjarigen waren ook niet erg geoefend in het detecteren van sarcasme. “Ja! Kijk, daar is meester. Laten we hallo zeggen.”
Lucy had Percy’s vrije hand gegrepen terwijl hij nog probeerde de tekst op het papiertje door te lezen - Wesley had de spelfout die hij had aangewezen er inderdaad uitgehaald - maar haar woorden zorgden ervoor dat hij zich abrupt schrap zette. Lucy pruilde, want ze had hem nog geen stap bewogen.
Het was niet moeilijk om Oliver te vinden. Sowieso was dat nooit lastig, want hij was nou niet bepaald een onopvallend persoon, met die glimlach waarnaast de zon verbleekte. Hij stond met de vrouw te praten die aantekeningen had gemaakt bij de open vergadering van de ouderraad. Percy betrapte zichzelf erop dat hij net iets te lang hun kant op keek, alsof hij hoopte dat Oliver er iets van zou merken.
Hij richtte zich heel bewust weer op Lucy. “Je hebt hem net nog een hele dag gezien.”
“Maar jij niet.”
“Moest ik niet stemmen?”
Lucy’s aarzeling duurde een seconde of twee. Daarna trok ze een gezicht alsof ze wel door had wat hij deed, maar begon ze Percy een andere kant op te trekken. Ze eindigden in een hoek van de aula waar twee tafeltjes stonden met een kartonnen doos erop. Wesley stond naast de tafeltjes met een bakje vol pennen. Hij zwaaide ermee in Percy’s richting.
“Weasleys! Wie vinden jullie de beste leraar of lerares op deze school? Ik barst van de spanning.”
“Dat klinkt onsmakelijk,” zei Percy, terwijl hij een pen tevoorschijn trok.
“Ik ben buitengewoon smakelijk, dankje. En Percy, houd wel in gedachten dat we niet op zoek zijn naar de leraar die je het knapst vindt.”
Lucy fronste. “Is dat niet dezelfde?”
Wesley hield zijn vrije hand naar haar uit voor een low five. Lucy leek niet precies te weten waarom, maar ze glimlachte en deed hem een plezier.
Het leek Percy beter om strategisch stil te blijven. Olivers naam stond in zijn handschrift op het stippellijntje van het formulier, dus hij vouwde het blaadje dubbel en schoof het door de gleuf in de kartonnen doos. “Alsjeblieft.”
“Hartelijk dank,” zei Wesley. “Dat maakt dan al zo’n vijftig stemmen, gok ik. Vingers gekruist dat het goede zijn.” Hij accepteerde de pen die Percy hem aanbood en stak het ding met veel zorg terug in het bakje.
Lucy staarde nadenkend naar de doos, die voor haar ongeveer op ooghoogte stond. Percy trok zachtjes aan haar paardenstaart. “Waar denk je aan?”
“Kunnen we niet gewoon nog een hele hoop keer meesters naam erin doen?”
“Nee, Lucy,” zei Percy, na net iets langer dan hij voor zo’n vraag nodig zou moeten hebben.
Wesley knikte. “Jouw gedachtegang bevalt me, kleine Weasley, maar helaas zou dat vallen onder vals spelen.” Hij keek naar iets over Percy’s schouder. “Trouwens, zomaar even tussen neus en lippen door, zijn Oliver en jij elkaar nou aan het negeren terwijl jullie elkaar omstebeurt aanstaren als de ander niet kijkt? Is dat echt iets wat hier voor mijn neus gebeurt?”
Het kostte Percy bloed, zweet en tranen om zich op dat moment niet om te draaien. De opluchting die hij voelde dat hij blijkbaar niet de enige was die zulke problemen had, was volkomen ongepast. “Nee,” zei hij. Het was geen volledige leugen. Hij wist immers niet zeker of Wesley niet overdreef over Olivers gedrag.
“Percy,” zei Wesley zuchtend, “ik snap jou echt niet.”
Percy haalde zijn schouders op. Hijzelf nu en dan ook niet.
“Aan de andere kant is Oliver net zo’n mysterie, dus jullie verdienen elkaar.”
Het was goed dat Lucy weer te intens naar de kartonnen doos staarde om iets te horen. Percy vermoedde dat hij al voldoende slaap kwijt zou zijn aan die opmerking zonder dat een klein meisje hem fysiek in zijn zij stond te prikken tot hij actie ondernam.
Reageer (2)
Ik word altijd zo blij als ik zie dat je weer wat hebt geschreven
9 jaar geledenHahaha geniaal! Ow Lucy en Wes zouden zo'n geweldig team zijn!!! Masters of Mischief and Matchmaking! 9 jaar geleden