Opdracht 2 = FireFoxieABC
Ik denk vaak aan jullie terug.
Aan jullie moed, aan jullie kracht.
Maar ook aan de kleine dingen.
Aan jullie laatste glimlach, aan jullie aanrakingen.
Aan jullie gezichten, die ik me nog iedere avond voor de geest haal.
Aan jullie woorden.
Woorden die ik nooit zal vergeten.
Een fel licht straalt eruit…
Mijn adem stokt in mijn keel.
‘We moeten naar binnen.’ Zegt Rav zelfverzekerd, maar ik ken hem te goed en hoor de sluimering van angst door zijn stem.
Toch knik ik, en ik stap naar voren.
Eén stap, de belangrijkste in mijn leven.
Direct word ik omgeven door licht. Het licht is zo fel, dat het zelfs pijn doet aan mijn ogen als ik ze gesloten houdt.
Het voelt alsof het plateau waar ik op sta begint te draaien, steeds harder.
Ik word misselijk en val op de grond.
‘Alysá!’ hoor ik Rav schreeuwen.
Het licht is weg, ik zit in een grot. Een diepe, lange grot, waarvan ik het einde niet kan zien.
Uit de muren groeien kristallen.
Ze stralen zwak licht uit, waardoor de hele grot in een zacht, spookachtig licht is gehuld.
Ik sta op, maar ik ben nog te duizelig en misselijk.
Ik leun tegen de muur en braak mijn ontbijt uit.
‘Rav! Drayade!’ schreeuw ik schor. Dan voel ik een hand op mijn schouder en verschrikt daar ik me om. Daar staat Rav, hij grijnst breed. ‘Het is me eindelijk gelukt je te besluipen.’
Ik staar hem verbaasd aan en grijns dan ook. ‘Oké, maar ik neem wraak.’ .
‘Gaan we verder?’ vraagt Drayade opgewonden.
Ik knik, ‘Dat lijkt me wel, anders staan we hier maar.’
Ik begin te lopen richting het einde van de grot, hoop ik.
Rav komt naast me lopen en Drayade loopt voor ons uit. Door het spookachtige licht voel ik me niet op mijn gemak.
Rav ziet het en slaat zijn arm om me heen.
En toen was het einde er opeens. Het was een uit steen gehouwen trap. De trap liep omhoog en er waren minder lichtkristallen dan in de gang.
Ik wil de trap op klimmen maar Rav houdt me tegen.
‘Ik ga eerst.’ Fluistert hij, en hij klimt omhoog.
Ik glimlach en stap achter Rav aan de trap op. Ik hoor Drayade ook omhoog komen.
Na een tijd gelopen te hebben zie ik bovenaan een lichtpuntje dat niet van de kristallen komt. Ik tik op Rav’s schouders en wijs het aan, ‘Kijk daar!’
Rav begint harder te lopen, ik moet rennen om hem bij te kunnen houden, maar rennen op een trap is nou niet echt ideaal. Ik sprint met drie treden tegelijk naar boven maar glijd dan uit. Verschrikt grijp ik me vast aan een kristal, ik kan een kreetje niet onderdrukken. ‘Aly!’ hoor ik Drayade verschrikt roepen.
Dan klinkt een onheilspellend gekraak en het kristal waar ik aan hang breekt. Ik knijp mijn ogen dicht, in gedachten zie ik de grond dichterbij komen, dan voel ik iets om mijn pols en val ik niet.
Ik open mijn ogen en zie Rav. Zijn ravenzwarte haar is warrig en hij trekt me grijzend omhoog.
‘Dat was op het nippertje.’
Ik glimlach schaapachtig, ‘Gaan we verder?’
Rav knikt en loopt, gelukkig, langzamer verder.
Dan zijn we boven. We staan op een soort plateau, of is het een grot?
Het lijkt door mensen gemaakt. Het is een ruime grot, maar bijna de halve muur is eruit gehaald waardoor het lijkt alsof er een raam zit.
In het midden van de groot zit een helder blauw meer. Het meer straalt, net als de kristallen, een zacht licht uit, alleen is dit licht sterker dan dat van de kristallen.
Boven het meer zweeft een bol. De bol licht om de paar seconden op, maar het licht is dof, in de muur staat een tekst gegraveerd.
Als het kloppende hart van onze wereld,
licht het op in duisternis.
Als het donker wordt,
zal dat ons licht zijn.
Maar als dat donker wordt,
is het verloren.
‘Huh?’ zeg ik weer eens.
‘Die bol is het hart, het hart van onze wereld.’ Mompelt Drayade.
‘Maar het licht is dof.’ Rav fronst.
Beelden van zieke bomen, dof water en dode planten en dieren schieten door mijn hoofd. ‘Het hart is ziek.’ Zeg ik en ik weet dat het klopt, ‘We moeten helpen!’
Ik doorzoek de grot en al snel vind ik iets wat misschien helpt.
Een paar handschoenen tot aan mijn ellebogen, in iedere handpalm zit een kristal.
Ik trek de handschoenen aan. Het rechterkristal is groen en de linker is blauw. Ik voel de handschoenen levenskracht uit me zuigen en mijn kracht kolkt rond in de kristal.
Rav pakt de handschoenen af, ‘Nee, Aly! Zo ga je dood!’
Rav trekt de handschoenen aan maar hij richt zijn handpalmen naar de bol. Zijn levenskracht wordt naar de bol geschoten, terwijl hij steeds zwakker wordt.
‘We doen dit samen!’ ik pak één handschoen terug en trek hem aan, ook ik richt mijn handpalm naar de bol en blauwe straal met mijn levenskracht raakt de bol.
‘Nee! Laat me niet alleen!’ schreeuwt Drayade, tranen glanzen in haar ogen.
‘Vergeet ons niet.’ Fluistert Rav zwak.
‘We zijn bij je, in je hart.’ Ik glimlach dapper naar haar, maar ik voel me zwakker worden.
Rav slaat zijn vrije arm om me heen en trekt me tegen zich aan, ‘We blijven samen.’ Fluistert hij.
Zijn lichaam vervaagt, en ik weet dat ook ik vervaag. Rav drukt zijn lippen op de mijne en ik kus hem terug, in de laatste minuten van mijn leven.
De bol begon feller te schijnen en met jullie kracht, kwam het leven in de wereld terug.
Ik herinner me hoe jullie vervaagden, het deed pijn, maar het was goed.
Jullie deden wat ik nooit had kunnen doen.
Ik leef voor jullie, in een levende wereld.
Mijn naam veranderde ik, ik was niet meer Drayade, vanaf dat moment was ik Medea. Het meisje dat leefde.
Ik zal jullie nooit vergeten, Alysá en Rav, mijn helden.
Er zijn nog geen reacties.