Hoofdstuk 1

Mijn eerste jaar naar Zweinstein spannend. Ik kijk of ik alles heb en loop naar beneden, ik zie mijn moeder op de stoel ze ziet er moe uit. Gelukkig ga ik bus naar Zweinstein dus ze hoeft zich geen zorgen te maken met mijn harige probleem. Als ik op mijn vader wacht komt me moeder naar me toe lopen en geeft me nog een knuffel en een kus, mijn vader komt aangelopen en kijkt me aan hij is blij dat ik weg ga. Als ik in de auto zit achterin omdat hij denkt dat ik besmet ben met mijn geheim, eikel denk ik bij mezelf. Als ik bij het station aankom loop ik zo snel mogelijk weg ik pak een karretje en kijk om me heen 9 3/4 waar ben je denk ik bij mezelf. Als ik een meisje zie met een slordig zwart haar door de war en een hutkoffer en een uil weet ik dat ik goed zit, ik loop haar stiekem achter na als me maar niet ziet. Dan stopt ze voor een muur ik denk dat ik de verkeerde persoon heb achter volgt, maar dan rent ze door de muur heen. Ik kijk nog even om me heen en loop ook door de muur heen als ik aan de andere kant van de muur ben zie ik een bordje met 9 3/4 ik ben er. Als ik in de trein ben zoek ik een plekje ik zie dat meisje weer van net en loop naar binnen. 'Mag ik hier zitten?' 'Ja hoor, ik ben Jane Potter '.' Ik ben Rachel Lupos'. We kletsen nog een beetje over school zij is volbloed tovenaar ik niet. Toen we daar aan kwamen hadden we onze schoolkleding aan.

Ik sta in de grote hal met de zweefde kaarsen we lopen naar een kruk toe waar een oude hoed stond en een lied begon te zingen. Ik luisterde aandachtig maar Jane was al weer aan het kletsen. Toen het lied klaar was werdt iedereen ingedeeld als eerst was een meisje met lang vet haar.'ZWADERICH': zei de hoed. Toen Jane aan de beurd was zat de hoed niet lang na te denken' GRIFIOENDOR': zei de hoed. Het was mijn beurd ik loop naar het krukje toe en zet de hoed op mijn hoofd de hoed is lang aan het na denken na lang denken is het toch GRIFIOENDOR geworden. Als ik aan de tafel zit zie ik nog een paar kinderen en lange en korte een dikke een dunne allemaal verschillend. Als we naar de leerlingen kamer lopen komen we een paar zwaderaars tegen ik zie een jongen met rood haar op dat meisje met zwart haar af lopen. Jane loopt gelijk op die jongen af wat een meisje nooit moet doen ook komt er een meisje Jane helpen ik ga er ook maar bij staan. De jonge. Kijkt ons boos aan en we lopen door bij de leerlingen kamer aangekomen zie ik een vrouw in een schilderij de klassenoudste zegt' zwerkbal'. En de portret gaat open. Als we binnen komen kijk ik me ogen uit wat gaaf denk ik bij mezelf.

Jane loopt zo snel mogelijk de trap op naar de meisjes slaapzaal daar binnen zie ik vier bedden dat is weinig maar Jane loopt nog een trap omhoog waar meer bedden liggen. We kozen voor de hogeren ik had net me bed opgemaakt als er twee meisjes naar binnen lopen, een van die meisjes stond ook bij Jane. Het mollige meisje zei:' mijn naam is Patricia Pippeling'. Het andere meisje zei:' mijn naam is Ceris Zwarts'. Ik begroet ze vriendelijk en we maken onze bedden op en gaan gelijk liggen ik hoor Jane en Patricia snurken, maar val toch in slaap.