Hoofdstuk 3

Woensdag 28 juli.
Nu ik mijn toverstaf heb duurt het nog zo lang voor dat ik naar zweinstein mag. Zuchten stap ik uit bed en loop richting de douche, ik spring onder de douche.
Als ik klaar ben loop ik naar beneden en pak een croissantje. Ik zucht nog maals he kon ik de tijd maar sneller laten gaan, dan was ik morgen al op zweinstein en mocht ik met mijn toverstaf gaan gebruiken.

Zondag 31 augustus.
De tijd is echt voorbij gevlogen, ik ben nu samen met mijn moeder mijn hutkofer 'Wat moet er nog in?' Vraag ik dan aan mijn moeder. 'even denken hoor Roos voor mij is het al zo lang geleden voor mij' Zegt ze dan en er voren denk rimpels in haar voorhoofd. 'Neem jij je staf mee in de trein of stop je hem in je koffer' Vraagt ze dan. 'Ik neem hem mee in de trein' Zeg ik dan. 'Onthoud in de trein mag je niet tover tot je bij zweinstein bent' Zegt mijn moeder dan. 'Ja mam, dat weet ik' Zeg ik dan.
Ik doe mijn hutkoffer dicht en stap in bed, morgen is het zo ver dan zit ik in de richting Zweinstein.