Indiantale
Ik gebruik dit verhaal ook voor school, dus als Daniël dit leest: Kika heeft het geschreven. >
![:3 :3](/images/smilies/smile3.gif)
‘Er komt oorlog.’ Ze had het al geweten sinds de witte mensen uit het oosten kwamen. Eerst hadden ze er geen problemen mee gehad dat ze waren gekomen. Maar later begonnen ze zich te misdragen. Ze schoten bizons af uit hún kudde, kapten bomen uit hún bos en stalen voedsel uit hún voorraadkamers. Later hadden ze zelfs een man verwondt uit hún stam. Vanaf dat moment had ze geweten dat er oorlog kwam.
Kiyiya zat in de tipi. Haar vader, het stamhoofd, had haar gezegd dat ze daar in moest blijven met de andere onopgeleide. Met onopgeleide bedoelde hij de kinderen jonger dan 15. In hun stam kregen ze pas lessen als ze twaalf jaar waren en de lessen werden afgerond op hun twintigste. Vanaf hun vijftiende jaar mochten ze meevechten in oorlogen. Waar haar vader geen rekening mee had gehouden, was dat ze net zo goed kon vechten als een 17 jarige krijger. Ze was niet voor niets de dochter van het stamhoofd. Het was gewoon oneerlijk dat zij niet mee mocht vechten! Aan sommigen kon je in een oogopslag zien dat ze het niet zouden overleven. Of anders zouden vluchten.
Op dat moment kwam haar vader de tent binnen. ‘Kiyiya,’ zei hij. ‘Het wordt tijd dat je leert vechten.’ Natuurlijk kon ze haar geluk niet op! Maar op serieuze toon vroeg ze: ‘Maar hoe kan dat? Ik ben toch pas dertien?’ ‘We hebben besloten dat we een uitzondering maken voor de dochter van het stamhoofd.’ besloot haar vader. ‘Maak je klaar.’
Een tijd later had ze zich klaar gemaakt. Haar paard was opgetuigd en zij had haar strijdkleding aan. Het was een korte jurk en een broek van wolvenhuiden. Als wapen had ze een speer met lange punt en een korte dolk gekozen.
Eenmaal buiten deelde haar vader de taken uit. Ze had gedacht dat ze de brug moest verdedigen, zoals alle beginners moesten. Maar er was haar opgedragen de geheime gang te bewaken. Ze hadden de gang gebouwd om gewonde krijgers makkelijk terug te kunnen laten keren. Maar het was al meer dan eens gebeurd dat een van de vijanden de gang had gevonden. Het was nog nooit misgegaan door de vallen die ze er hadden neergezet. Maar een bewaker was ook noodzakelijk, vond haar vader.
Het was behoorlijk saai om de gang te bewaken. Af en toe kwam er iemand uit hun stam langs. Maar het grootste gedeelte van de tijd zat ze alleen. Het was benauwt in de smalle gang. Er was maar een klein gat waar zuurstof binnen kwam.
Na nog een flinke tijd in de gang te hebben gezeten kwam plotseling een prachtig, krankzinnig, en vooral roekeloos idee in haar op. Zou ze kunnen kijken hoe de witte mensen er uit zagen? In haar hoofd ging ze na hoe groot haar overlevingskans was. Niet groot, wist ze. Maar zodra Kiyiya een idee bedacht kreeg ze het nooit meer uit haar hoofd. Meteen ging ze op weg.
Voor alle zekerheid had ze haar paard maar thuis gelaten. Het kamp van de witte mensen was niet ver. Kiyiya keek haar ogen uit toen ze het kamp van de blanke mensen zag. Er stonden stevige houten hutten, er waren paarden met planken op hun rug en, wat haar het meest opviel, waren de mensen met haar dat uiteen week. zo vormden die een soort zonneklep. Vanuit haar schuilplaats kon ze onmogelijk zien wat waar alle mensen heen gingen. Binnen een paar seconden was het kamp verlaten en kroop Kiyiya uit haar schuilplaats. Ze besloot even te kijken bij de stallen. Het spul dat de paarden aten zag er vreemd uit, rook vreemd en voelde vreemd. Het leek op het spul dat de blanken in hun bossen hadden staan. Nog zoiets vreemds: De blanken hadden bossen met allemaal dezelfde planten. Plotseling stormde er een blanke man naar binnen. Hij schreeuwde iets en haalde een stok tevoorschijn. Er klonk een donderslag. Een seconde daarna viel de man dood neer door een pijl van Kiyiya. Ze moest hier weg. De andere blanken hadden de donderslag vast ook gehoord een als ze zouden kijken wat er aan de hand was, zouden ze haar zeker vermoorden. Zo hard ze kon rende ze naar buiten. Hier een daar kwamen mannen uit hun houten tenten en zette een achtervolging in. Wat moest ze doen? Als ze via de geheime gang naar binnen ging zouden de blanken het dorp overnemen. En het zou te lang duren om aan te kloppen bij de ingang van het dorp. Ze kon zich achter de waterval verstoppen. Maar dan moest ze eerst een grotere voorsprong zien te krijgen. Daarom rende ze het bos in. De zon brandde op haar schouders en daar kwamen de striemen die de takken op haar schouders hadden gemaakt ook nog eens bij. De meeste blanke mensen waren tegen een boom blijven staan uitrusten, maar er zaten er zeker nog tien achter haar aan. De donderslagen die ze achter haar hoorde maakte haar bang, ze leken uit holle stokken te komen. Toen voelde ze opeens een stekende pijn in haar rug, En alles werd zwart.
Toen ze bijkwam lag ze in een hoge vierkante houten tent. Bijna alles was er van hout en ze zag dingen die ze nog nooit had gezien. In het midden van de kamer stond een offertafel met daar omheen lagere en veel kleinere offertafels. Aan de muur hingen de enge holle stokken die haar verwondt hadden. Ze wilde wegrennen, maar een stekende pijn in haar rechter schouderblad hield haar tegen. Ze gaf een schreeuw en bijna direct kwam er een jonge jongen binnen rennen. Ze schrok van het uiterlijk van de jongen. Hij had haar met de kleur van het zand van de woestijn, een huid van gerookt bizon vlees en ogen, ze had nog nooit eerder zulke ogen gezien, ze waren groot, rond en de irissen hadden de kleur van de rivier. De ogen hadden rechtstreeks van de duivel kunnen zijn, maar ze leken nu angstig en verward. Na een tijdje in de tentopening te hebben gestaan kwam hij eindelijk naar binnen, en begon allemaal losse woorden te brabbelen ze ving iets op over bewusteloos, gijzelaar en gewond. Ze snapte niet goed wat het betekende. Waarom praatte hij niet gewoon? Ze rende naar buiten, maar lette niet goed op en stootte vuur in een pot om. Het viel op een ton. Toen ze net buiten hun kraal was werd ze de lucht in gesmeten.
Toen ze bijkwam was de eerdere kraal een rokende puinhoop geworden. Wat was er gebeurt? Was er een ontploffing geweest? Waar waren de bewoners? Met veel moeite krabbelde ze overeind, maar zakte meteen weer in elkaar. Ze rook de geur van verbrand vlees en gestold bloed. Kwam dat van haar? Ze besloot niet te kijken. In de eerste instantie wou haar familie dat ze arts zou worden, maar ze kon absoluut niet tegen mensenbloed. Daarom werd ze jager. Zo snel als haar bonkende hoofd het toeliet keek ze om zich heen. Zouden ze haar zoeken? En als dat het geval is, zouden ze haar hier vinden? Ze was haar richtingsgevoel totaal kwijt. Aan de langzaam zakkende zon te zien zat ze aan de westkant van de 'stad'. Dat betekend dat ze eerst helemaal om de stad heen zou moeten komen. Ze kon niet opstaan en haar linker arm was niet te bewegen.
Nou, als niemand haar hier kwam halen moest ze zelf het kamp maar zien te bereiken. Met een schreeuwend been en stijve armen kroop ze naar een verschroeid bosje om een goede spalk te maken. Nu ze niet meer steeds in elkaar zakte lukte het haar om een beetje vooruit te komen. ‘Oké’, dacht ze bij zichzelf. ‘Tweede keuze, Als ik door de stad ga ben ik sneller, maar loop wel meer gevaar.’ Ze dacht even na, en besloot toen met een wrange glimlach. ‘Leve het gevaar.’
Terwijl ze door de stad liep begon ze er steeds meer spijt van te krijgen dat ze er niet omheen was gegaan. Ze kwam weliswaar niemand tegen, maar het stonk er naar lijken die al een paar uur lagen te rotten in de zon en ze hoorde steeds ontploffingen in nabije straten.
Ze stond met een schok stil toen ze een van de lichamen herkende. Het was de blonde jongen die ze eerder in de houten tipi had gezien. Hij had een gat in zijn wang waardoor je recht zijn mond in kon kijken, een van zijn ogen was gebarsten en zijn rechter been en arm lagen twee meter verderop, maar verder was zijn lichaam redelijk heel gebleven. Nog een beetje beduusd van het lijk van de jongen liep ze verder. Af en toe werd ze nog tegen de grond geslagen door een explosie, maar het lukte haar om langzaam vooruit te komen.
Het duurde even voor ze merkte dat de lichamen aan het veranderen waren. Net kwam ze voornamelijk banke, rossigblonde mannen tegen. Nu lagen er vooral lichtbruine vrouwen met zwate haren op de grond. Ze herkende Ahilia, Bidzil en uiteindelijk, omgeven door dode vijanden, haar vader. Gebeurde dit echt? Op dit moment had ze geen idee wat echt was en wat niet. Waar moest ze nu heen? Hoe kon ze overleven? Hoe lang zou ze het overleven? Ze misselijk van de geur van al die rottende lijken. Voorzichtig strompelde ze de kraal uit. Toen ze er 100 meter van verwijderd was plofte ze neer op een steen en begon te denken hoe dit had kunnen gebeuren. Het had te maken met de ton die ze had omgestoten. Er had een een of ander explosief goedje in gezeten en toen het in aanraking kwam met de vlammen was het ontploft. Iedereen had wel zo’n ton in haar of zijn huis staan, daarom was de explosie zo groot geweest. Haar stam vermoedde dat ze haar als gijzelaar mee hadden genomen, en daarom waren ze naar de ‘stad’ getrokken om haar terug te halen… Het was haar schuld dat ze dood waren. Zij had zo graag willen zien hoe de stad er uit zag. Ze had eindelijk moeten boeten voor haar nieuwsgierigheid. Ze was zo in gedachten verzonken dat ze het niet doorhad dat iemand in haar oor brieste. Pas toen ze bijna van haar steen geduwd werd kreeg ze door dat ze niet alleen was. Haar paard! Natuurijk! Haar stam ha het niet meegenomen omdat ze voor iedereen genoeg paarden hadden. Zij waren de enige overlevenden van haar stam. Plotseling werd het weer helder in haar hoofd. Natuurlijk zou zij het halen, ze was een overlever.
Vervolg komt… (Als we ten minste volgens jaar weer dosier hebben >)
Bronnen:
http://www.of-kimberlys-pride.com/indianennamen_reu.htm
Reageer (1)
Mooi geschreven, kudoo![(flower) (flower)](/images/smilies/flower4you.gif)
9 jaar geleden