Deel 2: Wat doen we hier? Alia
In de heuvelkamer zie ik op het moment dat ik binnen ben ook nog 3 anderen binnenkomen. De eerste wierp een boek binnen, waarschijnlijk om te kijken of het wel veilig was. De jongen, die dat deed, heeft halflang zwart haar, hij lijkt wat verlegen en zijn gezicht ziet eruit alsof hij jaren te weinig eten heeft gehad. Hij heeft alleen dat boek bij zich, zelfs geen eten of zo. Hij straalt iets uit, intelligentie misschien?
De volgende die binnen stapt doet het ook voorzichtig. Dit meisje is minder voorzichtig als de jongen, maar ze past nog wel op. Ze heeft net als die jongen halflang haar, maar haar haren zijn blond. Haar ogen zijn wel het opvallendste, mooi groen en ze stralen ervaring en vastberadenheid uit. Ze heeft een zak bij zich, ik denk dat daar proviand of zo in zit. En aan haar heup hangt een schede met zwaard. De knop van het zwaard is goud maar de schede straalt wel wat rood uit. Ze kijkt verbaasd om zich heen, ik waarschijnlijk ook.
De laatste is een jongen, groot gebouwd met spieren die wel van ijzer gemaakt zouden kunnen zijn. Ik moet al onwillekeurig lachen, iedereen betrad de kamer voorzichtig, de ene al wat voorzichtiger dan de andere, maar hij slaat werkelijk alles. Hij stormt letterlijk de kamer in en stopt pas in het midden. Ook hij heeft niet veel bij, enkel wat eten.
Ik kijk de anderen in de ogen en dan schieten ik, de eerste jongen en het meisje in de lach. We lachen de spanning weg, die we blijkbaar alle 3 hadden. De jongen in het midden snapt niet waarom we lachen, hij heeft dan wel spieren, maar met het verstand zijn de goden dan toch wel zuinig geweest bij hem.
Wanneer we uitgelachen zijn, gaan we in het midden van de kamer staan. Voor we ook maar iets zeggen nemen we de kamer in ons op. In het midden een windroos, die zich uitstrekt naar de randen van de ronde kamer. Aan de zijkanten hangen er twee schilderijen en staan er 2 standbeelden, bij elke deur iets. Bij mijn deur hangt er een schilderij met daarop een vrouw die een boog vast heeft. Dat doet me eraan denken dat ik mijn boog op mijn rug heb hangen. Daar heb ik niet meer aan gedacht sinds dat ik in dit vreemde gebouw ben binnengekomen. Aan de kant van de sterke jongen staat een standbeeld met iemand die zijn spieren laat zien. Dat past wel bij hem zo te zien. Dan bij het blonde meisje hangt weer een schilderij met daarop een vrouw die uithaalt met haar zwaard. Als laatste heeft de voorzichtige jongen weer een standbeeld. Het standbeeld beeld een persoon uit met zijn twee handen tegen zijn hoofd. Ook dat lijkt me te kloppen, de jongen ziet er niet echt sterk uit, maar zijn ogen stralen een intelligentie uit. Ook nog iets anders, iets ongrijpbaars, hij heeft ogen van iemand die al heel oud is, en toch ziet hij er ongeveer even oud uit als mij.
Iemand moet het eerst beginnen praten, maar ik weet niet goed wat zeggen, ik geloof dat de rest het ook niet weet. Dan begint de blonde jongen te praten.
“Hey, ik ben Lolan,” zegt de sterke blonde jongen, “ik wil zien met wie ik te maken heb, dus stel ik voor dat er iemand met me worstelt. Allereerst een waarschuwing, ik ben nog niemand tegengekomen die me kan verslaan, dus doe je best maar.”
“Meen je dat echt?” De ogen van de andere jongen flikkeren. “Ik ben Gale, ik heb niet zo goed ontwikkelde spieren als jij, maar ik heb wel een ideetje. We vechten 2 minuten, als je me dan verslaan hebt dan mag je voor de rest altijd baas over me spelen. Maar anders erken je mij als winnaar en mag ik je een week laten doen wat ik wil.”
“Haha, jij bent grappig kleintje. Er is niemand die mij kan verslaan, nog niemand heeft mee ook maar 1 keer op de grond gekregen. Kom op. Ga uit de weg meisjes dit is een mannenspel.”
Het blonde meisje en ik gaan achteruit, maar we gaan wel naast elkaar staan. Dit keer neemt zij het initiatief.
“Jongens zijn altijd bezig met wedstrijdjes, maar ik vrees dat die Gale gaat verliezen. Hij ziet er helemaal niet sterk uit. Hoe zou het ooit mogelijk zijn dat hij Lolan op de grond gaat leggen? Ik ben Jenny trouwens, jij?”
“Ik ben Alia, maar ik denk dat je niet goed geluisterd hebt naar de spelregels. Gale heft niet gezegd dat hij Lolan op de grond gaat werken. Hij heeft alleen gezegd dat als Lolan hem niet verslaat hij gewonnen is. Hij is slim zo te zien.”
“Je hebt gelijk!” Jenny klinkt verrast. “Maar snel is hij ook niet, hij ziet er vrij sloom uit.”
“Dat is maar schijn denk ik. We zullen wel zien hoe het verloopt, we kunnen nu toch niets doen.”
Ik zie hoe Jenny naar Lolan wil gaan om het hem te vertellen.
“Jenny! Dat doe je niet. Als Lolan zo nodig de sterkste wil zijn dan mag Gale van mij de slimste zijn.” Ik klink verdedigend, alsof ik Gale al jaren ken.
“Ah ok dan. Je zal wel gelijk hebben. Let op Gale riep net iets.”
Ik was zo druk aan het praten met haar dat ik niet hoorde dat hij iets riep. Dan komt hij naar ons toe. Hij ziet er niet meer zo onverschillig uit als eerst.
“Goedemiddag dames,” Hij maakt een galante buiging alsof hij voor de gravin staat. De gravin geeft leiding over een reeks dorpen bij ons in Johtih. Ze is best vriendelijk en probeert het leven voor iedereen zo aangenaam mogelijk te maken. Maar soms moet ze wreed zijn omdat Ja’afar anders haar titel afneemt. “Ik ben Gale, en hoe heten jullie?”
“Ik ben Alia, aangenaam Gale.”
“En ik ben Jenny, maar je moet niet voor me buigen hoor, ik ben niet iemand belangrijk.” Jenny giechelt, er zal waarschijnlijk nog niemand voor haar gebogen hebben. Voor mij ook niet trouwens, maar het voelt wel leuk om met respect behandeld te worden door iemand.
“Zou je even mijn boek kunnen bijhouden Alia? Zorg alsjeblieft dat het niet valt, het lijkt me een belangrijk boek en ik zou het graag goed bestuderen.”
Natuurlijk pak ik het boek aan, ik zal het niet laten vallen. Het is wel een mooi boek ook, er staan sierlijke letters op de kaft en het is vrij dik. Tenminste toch voor boeken die ik al gezien heb, en dat was maar heel af en toe als mijn pleegvader me meenam naar de burgemeester. Dat deed hij soms omdat hij wou dat ik veel moest leren dus ook wat het burgemeesterschap inhoud.
“Ik dank je Alia, over 2 minuten zal ik het komen halen. Ofwel zal Lolan me tegen de grond gewerkt hebben en zal ik als schoothondje het komen halen, ofwel kom ik het halen met opgeheven hoofd en Lolan uitgeput achter me aan.”
Hiermee wil hij waarschijnlijk een tip geven van wat zijn tactiek zal zijn. Terwijl hij terugloopt wens ik hem nog succes. Eigenlijk hoop ik echt dat hij wint. Lolan lijkt veel te zeker van zijn stuk dus dat zal zijn zwakke plek zijn.
Als ze op hun plaats geeft Jenny het startsein, ik word toch een beetje ongerust.
Er zijn nog geen reacties.