Proloog
Hier ging het gebeuren. De hele reis leek als een sprookje, te onwerkelijk om echt te geloven. Te mooi om waar te zijn.
En toch. Sprookjes hadden altijd hun kwaad in zich. De klok die twaalf uur zou slaan. De kwade koningin met de vergiftigde appel. Het spinnewiel. De betovering die zijn tol zou eisen. Net zoals haar favoriete sprookjes waar ze mee opgegroeid was had de hare zijn schaduw meegenomen.
Toen ze op het station was aangekomen had ze vele mensen gezien die samen leken te zijn, hun plek al hadden gevonden. Het schooljaar was dan nog niet begonnen maar zij waren ten minste wel opgegroeid in deze wereld. Voor haar was alles nieuw. Ze was de Assepoester op het bal.
In tegenstelling tot Assepoester was zij haar prins niet tegengekomen. Niet dat het haar veel kon schelen. Ze was pas elf, de wereld lag nog aan haar voeten. Ze was nog niet toe aan het hele 'vriendjes' gedoe of aan de loze beloftes.
Maar wel aan vriendinnen. Sinds ze haar oude school achter zich moest laten kon ze niet meer de hele dag met Sofie gaan praten, of in de pauze naar Tilde gaan. Ze stond er alleen voor. En dit was haar vloek.
De treinreis had ze alleen doorgebracht, samen met een paar tweedejaars die druk aan het kletsen waren. Ze gaven geen aandacht aan haar, lieten haar voor wie ze was, alleen.
Ze had het niet erg gevonden, nog niet. Ze was nota bene nog niet begonnen, als ze straks was ingedeeld kon ze nieuwe vrienden bij haar afdeling maken. Daarbij was ze zo nieuwsgierig dat het idee van vrienden haar nog niet eens had besloten te irriteren.
Bij de bootjes kon ze de meeste mensen enthousiast horen praten over de verhalen die oudere broers of zussen hadden verteld, over de mythes en legendes die sommigen mee hadden gekregen. Ook kon ze hier en daar de naam 'Harry Potter' horen. Blijkbaar was het een bekend persoon, aangezien velen hem leken te kennen.
En zij niet. Het voelde als een deel dat niet klopte, dat ze hier niet hoorde te zijn. Er waren vast wel meer nieuwe leerlingen die gewone ouders hadden zoals zij. Die ook nog niets van deze wereld kenden.
Maar het voelde alsof zij de enige was.
Binnen in het kasteel was er bijna niets waar haar aandacht niet naartoe ging. Ze probeerde alles in zich op te nemen, zich zoveel mogelijk eigen te maken.
"Jullie worden zo verwacht in de grote hal, waar de Sorteerceremonie zal plaatsvinden. Hierbij zullen jullie worden ingedeeld in een van de vier afdelingen. Je hebt Huffelpuf, Ravenklauw, Gryffoendor en Zwadderich. Dit zal voor jullie tijd op Zweinstein jullie thuis zijn. Als jullie mij nu willen volgen."
Ze had niet eens doorgehad dat er iemand was gekomen om hen op te halen. Ze was achteraan bij de groep gebleven, waar ze de rest in de gaten kon houden zonder dat ze teveel zou opvallen.
Toen ze de grote hal inliepen merkte ze pas hoe groot de school was. Alle oudere leerlingen keken naar de stroom nieuwelingen, beoordeelden ze zonder woorden te gebruiken, bekeken of er potentieel voor hun afdeling tussen zat. Ze wist dat het niet zo was, maar ze had het gevoel dat iedereen vooral naar haar keek.
Eenmaal aangekomen bij het andere eind van de grote hal moesten ze voor een soort verhoging wachten. Op de verhoging stond een lange tafel met alle leraren eraan, met ervoor een hoge kruk. Op de kruk stond iets wat leuk op een oude puntmuts.
"Als ik je naam noem, kom je naar voren en ga je op de kruk zitten."
Was het de bedoeling dat ze de muts op zouden zetten? En dan? Wachten tot er iets zou gebeuren? Misschien zou er een stemmetje in haar spreken of een briefje uit de hoed komen. Het kon ook zijn dat er niets ging gebeuren en dat je reactie zou bepalen in welke afdeling je hoort.
Gelukkig kon ze nog wachten, ze stond immers niet als eerste op de lijst. Terwijl de verschillende namen werden opgenoemd dwaalden haar gedachten steeds verder af, keek ze door de grote hal geen, en vroeg zich af hoe het zo-
"Knight, Jeanne."
Dit was het. Dit was het moment. Zij zou naar voren moeten lopen en ze zou die vreemde hoed op moeten zetten, om vervolgens te horen te krijgen waar zij hoorde. Ze was bang, heel bang. Wat nou als het kwaad zich nog moest tonen? Wat als ze daar zou zitten en er niets zou gebeuren, en ze uiteindelijk te horen kreeg dat er een fout was gemaakt en dat ze terug mocht?
Aarzelend liep ze naar voren, door de kleine groep eerstejaars die er nog stonden. Voorzichtig ging ze op de kruk zitten, bang dat nou net bij haar hij om zou vallen. Ze deed haar ogen dicht toen ze de rand van de hoed om haar hoofd voelde. De randen van de hoed vielen voor haar ogen, en ze kon een vreemde mannenstem in haar hoofd horen.
"Eens even kijken. Een goed stel hersens, dat is zeker. Een liefde voor sprookjes zie ik. En, ah, een drang voor het zoeken naar woorden. Ik weet wel waar jij hoort. En dat is RAVENKLAUW!"
Het laatste woord schelde door haar oren terwijl het de grote zaal in werd geschreeuwd.
Het was gelukt. Ze was toegelaten.
Haar sprookje kon beginnen.
Reageer (3)
Moooooi Vera!
9 jaar geledenLeuk!!!
9 jaar geledenIk wacht met smart op 15 juni!
Haha
Ik vind je schrijfwijze helemaal niet raar en dit is een geweldig verhaal!
9 jaar geleden