Deel 1: op weg naar waar? Lolan_2
Wanneer ik ’s morgens weer beneden sta, ben ik nog steeds niet bekomen van de schok. Ik kan dan wel veel op mezelf, maar mijn ouders hebben wel altijd voor me gezorgd. Ik weet nog steeds niet waarom mijn echte ouders me hebben achtergelaten. Iets zegt me dat ik er ooit over zal lachen, ooit snap ik het en dan ben ik een held.
“Lolan,” zo begint mijn vader wanneer hij me ziet, “je weet dat je niet de enige bent die zo anders is dan de rest. Maar de anderen hebben van hun ouders allemaal een wapen meegekregen. Jij dus ook.”
Ik kijk verbaasd op, ik heb geen wapen gekregen en eigenlijk wil ik er ook geen. Wat moet ik nu met een wapen? Mijn echte ouders hebben waarschijnlijk een wapen nagelaten dat mijn pleegouders me nu zullen geven. Maar toch, een wapen, ik zou niet weten welk wapen ik zou willen gebruiken, ik vertrouw op mijn kracht, misschien moet ik het wel gewoon meteen weggooien. “Pap, wat voor wapen is het dan, iets met veel kracht?” Dat zou het enige wapen zijn dat ik wil dragen.
“Nee zoon,” Hij glimlacht, “je hebt het wapen al in je, het wapen ben jezelf, je bezit de kracht van minstens 5 struise mannen. Je kracht is je wapen, ik hoop dat je niet teleurgesteld bent.”
“Zeker niet,” antwoord ik opgelucht, “eigenlijk hoopte ik al dat ik geen wapen kreeg, ik vertrouw liever op mijzelf dan op een wapen dat zou kunnen breken.”
Hoewel ik echt opgelucht ben, dat ik geen wapen krijg, kan ik me toch niet helemaal geven. Ik moet nog steeds vertrekken naar Kantih. Hoe moet ik daar in de naam der Goden weer komen? De enige die over de Kloven kan is de koning zelf. En niemand heeft enig idee hoe hij dat doet, zelfs zijn raadsheren niet … voor zover ik weet toch.
Al lijkt het mij onmogelijk dat mijn vader het weet, toch vraag ik het hem. “Pap, ik moet naar Kantih, dat heb je me zelf verteld, maar hoe geraak ik er? Ik kan niet over de Kloven heen geraken, of wel?”
“Goed zo zoon! Je begint eindelijk verder na te denken. En inderdaad, het lijkt onmogelijk om over de Kloven te gaan, maar ik geloof dat er een oplossing is. Kom maar mee.”
Verbaasd dat mijn vader weet hoe ik over de Kloven kan geraken, volg ik hem. Naar waar leidt hij mij? We gaan in de richting van de bergen, wel ironisch als je bedenkt dat Unovih aan twee kanten is afgescheiden door Kloven en de derde kant door bergen. Die eerste twee zijn zo diep dat je nooit kunt bedenken hoeveel mensen er in kunnen. En het andere zo hoog dat je nooit bovenaan kan geraken.
“Kijk jongen, de bergen, daar moet je heen, je moet in de bergen een heuvel zoeken die rood licht uitstraalt. Als je die heuvel gevonden hebt, moet je daar op zoek gaan naar een blauwe steen. Ik heb geen idee waar die kleuren vandaan komen, maar de mensen die zijn teruggekeerd uit de bergen zijn nooit al te ver geweest en sommigen hebben die heuvel gezien. Het is een mysterie hoe die heuvel hier gekomen is. Er zijn er die beweren dat hij hier is neergezet door de bewoners van Pangi, anderen zeggen dat hij door de God van de bergen Montiorus geschapen is als een soort altaar. Ach, niemand zal het ooit weten.”
“Wat moet ik dan doen als ik de steen gevonden heb pap?” dring ik aan, ik weet dat hij gemakkelijk af te leiden is, maar dit lijkt mij wel belangrijk.
“Oh juist, Ik moet bij de les blijven, sorry, als je die steen gevonden hebt, moet je er met volle kracht op slaan. Alles wat ik je net heb verteld had je ook moeten weten mijn zoon.” Hij knipoogt naar me, hij weet dat ik niet echt dingen ga leren, “Je hoort de legende de kracht te kennen, want zo noemen ze het. Hij gaat als volgt: ‘Als 18 jaar na de legging de kracht voor de heuvel staat, zal hij de poort openen door blauw ten midden van al het rode te schitteren. De vier zullen verenigd worden en samen een eind maken aan een donkere tijd.’ “
Pap heeft natuurlijk gelijk dat ik deze zou moeten kennen, en vaag heb ik het al eens gehoord, maar ik ben niet goed met onthouden, ik hou meer van een gevecht dan leren.
“Bedoel je dat ik de kracht ben pap? Hoe kun je dat nu weten? Is die legging al geweest? Wat wil dit alles zeggen?” Ik kom er niet wijs uit wat er bedoelt wordt met die legende, ik struikel zelfs over mijn woorden. Het zou wat, al die woorden betekenen toch niets voor mij, en ze zullen me ook niet meer helpen dan mijn helpers, ik grijns en kijk naar mijn gebalde vuisten, links en rechts.
“Ik denk dat jij de kracht zou kunnen zijn mijn zoon, niets ligt vast en als jij de legende niet waar maakt zal iemand anders dat doen. Jij maakt volgens mij veel kans omdat je zelf al zo sterk bent. Pak in en vertrek mijn zoon.”
Ik heb nog geen flauw idee wat de legende te maken kan doen om me naar Kantih te helpen, maar ik zal het waarschijnlijk allemaal niet goed snappen. Misschien zegt pap niet eens alles.
Een uurtje later sta ik klaar met een tas met proviand en mijn helpers, weer grijns ik, als ik dat tegen iemand zeg, springen ze al uit de weg. Pfff, watjes, ze durven nog niet de kleinste worstelwedstrijd met mij. Ik ga eerst langs bij dolle Mie, de kruidenvrouw van het dorp, zij gaat dikwijls de bergen in om kruiden te plukken. Als er iemand die rode heuvel al gezien heeft, dan is zij het en dan wil ze mij de weg wel wijzen. Hopelijk is ze thuis, ja natuurlijk, ze moet op de kinderen van haar zus passen vandaag.
Daar staat ze al. “Hee Mie,” roep ik van verre, “Ik moet naar de rode heuvel weet jij hoe ik er geraak?” Mie kijkt verbaasd op, waarschijnlijk omdat ze mij hier niet had verwacht en zeker niet om naar de bergen te gaan. Men vraagt haar alleen iets als het om kruiden gaat, niets anders. Toch weet ik zeker dat ik het aan de juiste heb gevraagd, ze wil wel altijd alles weten.
“Wat heb je daar te zoeken? Als je nog verder gaat dan de heuvel ben je verloren, het is op de rand van het verdwijnen en terugkomen.”
“Ik ga de legende waar maken, misschien kom ik nog sterker terug dan ik was.” Dat is ongeveer hoe ik erover denk. Ik voel wel aan dat ik haar niets mag vertellen over Kantih.
“Ha, de legende waar maken, weet je hoeveel het al voor je hebben geprobeerd?”
Ik knik van niet, hoe kan ik het ook weten, niemand verteld mij ooit wat en het interesseert me eigenlijk niet.
“Natuurlijk niet, domme jongen. Dat is omdat ze niet te tellen zijn. Maar ga je gang en probeer maar, ik zie je waarschijnlijk straks weer en kan ik nog eens lachen op mijn oude dag. De weg is niet moeilijk, je loopt gewoon het jagerspad af, dan kom je een vlag tegen en aan die vlag ga je naar het zuiden, je zal de heuvel van ver al kunnen zien liggen.”
“Ik dank je Mie, doe de groeten aan je nichtjes, tot ooit.”
“Doe geen domme dingen jongen, je weet toch wel dat ….” Ik luister niet meer en loop al de weg op.
Eventjes later sta ik aan het begin van het jagerspad, een laatste blik achterom om te kijken naar het dorp. Ergens zal ik het wel missen, stel je voor dat ik nooit meer terug kom. Maar waarschijnlijk klopt de legende niet en kan ik gewoon terug naar huis. Ik hou mezelf misschien voor de gek, maar ik meende in Mie haar ogen gezien te hebben dat ze in me geloofde.
Terwijl ik het jagerspad af ga, zie ik dingen die ik nog nooit gezien heb. Al die planten, verborgen dieren en zo vele rotsen. Waarom ben ik zo weinig naar hier gekomen? Nu is het te laat, in de verte zie ik de vlag al staan. Hmm, het zuiden dat is naar …. Ik kijk naar de zon om het te weten, ik ben er nooit goed in geweest, maar ik weet dat hij opgaat in het oosten en ondergaat in het westen, nu het middag is staat hij dus in het zuiden. Zie je wel dat ik kan nadenken, ik ben niet zo dom als ze zeggen. De zon staat rechts van mij dus ik ga die kant op. Ik hoop dat die heuvel niet te ver meer is, Mijn zin, om verder te gaan, zakt met de stap. Ach, wat maakt het uit, ik kan dat wel aan, ik ben sterk genoeg.
Een halfuur later zie ik de heuvel, hij is echt rood. Ik had verwacht dat het een gewone grijze heuvel was met planten op en hier en daar een rode steen, maar hij is helemaal rood. Niet verschillende stukjes in elkaar gezet, maar gewoon uit 1 grote rode heuvel.
Nu nog die blauwe steen zoeken, die zal niet moeilijk te vinden zijn, blauw is heel opvallend in dit soort rood. En ja inderdaad, daar is hij al. Nu moet ik er enkel nog op slaan, dat kan ik goed, slaan. Haha al die gezichten die dachten dat ze sterker waren dan ik, maar dat is absoluut niet zo. Deze heuvel is ook niet sterker, hij lijkt stevig, maar dat geloof ik niet. Ik leg mijn rugzak met proviand naast me en ga voor de blauwe steen staan. Met volle kracht haal ik uit. De steen geeft mee alsof het een soort vlees is. Maar wel met een bescherm laag zodat als je eraan voelt je denkt dat hij van steen is. De steen en de heuvel beginnen heel veel licht af te geven, grijs licht, heel mooi eigenlijk, er straalt kracht van uit zoals ik eigenlijk in me voel en mij zelfzeker maakt. Het moment daarop vergaat de wereld.
Er zijn nog geen reacties.