Opdracht 1 - 1 = Necessity
De zon verwarmt mijn vleugels terwijl ik het tafereel aanschouw. Het is prachtig weer. De lucht is blauw, de zon schijnt, er is geen wolkje aan de lucht en beneden mij is het gras dat ooit groen was maar nu rood gekleurd is van het bloed. Overal liggen kleine bulten, als kleine struiken of heuvels. Helaas weet iedereen dat het lichamen zijn.
Behoedzaam vlieg ik naar beneden in mijn zoektocht naar overlevenden. Van dichtbij zijn de gruwelijkheden nog afschuwelijker. Mannen, vrouwen, zelfs kinderen hebben het niet overleefd. Overal liggen bloedvlekken, afgerukte veren en kapotte wapens. Ze hadden geen schijn van kans tegen het leger van de koning.
Ontzet door deze beestachtige daad vlieg ik weg. Hoewel ik druk aan het plannen ben, kan ik nog steeds van het vliegen genieten. Hiervoor ben ik gemaakt. Voor de wind door mijn haren, de zon op mijn gezicht. Dit is waarom ik leef.
Wat de meeste mensen niet weten is dat er ergens in de Atlantische Oceaan, ter hoogte van de Bermudadriehoek, nog een land ligt. Bahren, een land bevolkt door engelen. Mijn land.
De groene heuvels beginnen plaats te maken voor dichte bossen terwijl ik verder vlieg. Het is bijna zover. Mijn legers staan klaar. Nog even en we zullen de koning afzetten.
"Wachtwoord?" Een stem doorbreekt de stilte van het bos terwijl ik land. Meteen erna schijnt de wacht zich te realiseren dat ik het ben want stamelend probeert hij zijn fout goed te maken.
"S- sorry. Ik had u niet herk- ik bedoel, ik had niet gezien dat u het was." Ik laat hem en zijn excuses achter en loop het laatste stuk naar het kamp toe. De regel dat we niet vliegend in het kamp mogen aankomen heb ik zelf ingesteld maar op dagen zoals deze, de vooravond van onze grote opstand, baal ik er wel van. Lopen kost zoveel meer tijd.
Zodra ik in het kamp ben, word ik bestookt met vragen. Hoeveel proviand moet er mee? Wat doen we met onze gevangenen? Pas als eindelijk alle vragen beantwoord zijn, kan ik rustig doorlopen naar mijn tent, waar ik nog een grote stapel brieven aantref.
Wat bijna geen mens weet is dat zij ons schrift hebben overgenomen. Al die letters en leestekens, gewoon van ons gestolen zodat zij zelf niet iets nieuws hoefden te bedenken. Één mens is hier geweest en heeft het land levend mogen verlaten. Één mens die onze geheimen kon leren. Één mens die alles heeft doorgespeeld.
Vanaf dat moment mocht geen mens hier meer komen. De mensen die toch in de buurt kwamen, konden het niet meer navertellen. Wij werden vergeten en de legende van de Bermudadriehoek was geboren.
Het is zover. Mijn leger staat opgesteld, klaar om naar de hoofdstad te marcheren en de macht over te nemen. De koning weet ongetwijfeld dat we eraan komen en treft zijn voorbereidingen. Wat hij alleen niet weet, is dat wij in het voordeel zijn. Wij hebben een troef waar hij niet op heeft gerekend.
Toevallig is gistermiddag iemand om wie de koning veel geeft in onze handen gevallen. Ze beweert zelf dat ze alleen een vriendin is maar wij weten wel beter. Ze zijn veel meer dan alleen maar vrienden. Ze zijn geliefden.
Als we bij de poorten komen, kan de koning weinig anders dan ons binnenlaten. Hij wil de ander redden en moet dan wel. Wanneer ik voor hem sta in zijn troonzaal, valt hij op zijn knieën.
"Waarom?" fluistert hij. "Denk aan jouw vrienden en geliefde. Jij wilt toch ook niet dat er iets met hen gebeurt?"
"Ik heb geen vrienden," sis ik zacht in zijn oor. "Dan heb je zwakke plekken die tegen je gebruikt kunnen worden. Ik ben geen zwakkeling. Ik niet."
Ik zie angst in zijn ogen verschijnen maar toch probeert hij kalm te blijven. Hij denkt zeker nog dat er een kans op winnen voor hem is. Hij heeft het mis. Die kans is hij al kwijt sinds hij ons naar binnen heeft gelaten.
"Hoe heb je zo'n groot leger op de been gebracht?" Hij blijft maar praten, vast in de hoop iets langer te blijven leven.
"Simpel," antwoord ik. "Iedereen wil wel vechten om het land te bevrijden van de gruweldaden van de koning." De koning kijkt niet-begrijpend.
"Gruweldaden? Ik?"
Een grijns siert mijn lippen. "Natuurlijk heeft u die niet gedaan. Daar ging het ook niet om. De mensen denken dat u die gedaan heeft, dat is het enige dat telt."
"Wie-" begint hij maar hij schijnt zich te realiseren welk antwoord hij zal krijgen en breekt zijn vraag af. De angst is nu echt zichtbaar op zijn gezicht.
"Juist," fluister ik zacht terwijl ik langzaam rondjes om mijn prooi begin te cirkelen. "Je hebt het door." De rondjes worden kleiner. Ik sluit hem in, hij kan geen kant meer op. Hij moet wachten op het moment dat ik zal toeslaan. Juist het wachten is een moeilijk moment. Je weet dat het eraan komt maar je weet niet wanneer. Je probeert je voor te bereiden maar dat kan niet als je niet weet of het nu of over een half uur is.
Met mijn vinger strijk ik over de veren van zijn vleugels. Hij krimpt ineen onder mijn aanraking. Ik lach zacht.
"IK ben degene die de moordpartijen bevolen heeft. IK ben degene die de machtigste is." Ik haal snel uit en met een harde haal van mijn zwaard, hak ik een van zijn vleugels eraf, de ergste vernedering die een engel zich maar kan voorstellen. Hij krimpt ineen van de plotselinge pijn. Ik grijns en geniet van het gevoel van macht.
Een rilling trekt door hem heen terwijl ik naar hem toe buig en zacht in zijn oor fluister.
"IK heb de macht en nu is het mijn beurt om te regeren."
Er zijn nog geen reacties.