Hoofdstuk 4
Na een tijd gezwommen te hebben, klim ik op de steen en laat me opwarmen door de zon. De jongens volgen snel mijn voorbeeld. Zayn, Louis en Niall bibberen echt. De lippen van de jongens zijn blauw, maar de mijne zijn gewoon nog rood. Ik schud mijn hoofd. Mensen zijn watjes. Als ik droog ben, sta ik op en maak ik aanstalten om weg te gaan.
‘Waar ga je heen?’ vraagt Liam verbaast. Ik kijk hem aan.
‘Naar huis. Ik moet zo koken.’ Dat is gelogen. Eigenlijk is het vlees bijna op, dus ik moet weer jagen. Liam kijkt me doordringend aan.
‘Echt?’
‘Echt.’ Hij knikt langzaam en steekt dan zijn hand op.
‘Zien we je morgen weer?’ Ik haal mijn schouders op.
‘We zien wel.’ Ik zwaai de jongens gedag en heupwiegend loop ik door de bomen. Mijn merel strijkt neer op mijn schouder en fluit verbaast. Ik zucht.
‘Ik weet het. Eigenlijk moet ik niet met mensen praten of omgaan, maar ze doen me echt niks.’ zeg ik tegen de merel. De zwarte vogel fluit begrijpend.
‘Eigenlijk verdien je een naam.’ mompel ik nadenkend. De merel fluit opgewonden en vliegt rondjes boven mijn hoofd. Ik schiet in de lach.
‘Wat denk je van... Gekkie?’ De vogel fluit blij.
‘Dan heet je vanaf nu Gekkie.’ zeg ik lachend. Gekkie vliegt vrolijk fluitend met me mee naar een stukje berg. Vanaf daar hebben zicht over de weide, bergen en bossen van de Alpen. Boven op kijk ik met mijn wolven ogen rond. Dan zie ik ze.
Een grote kudde herten staat te grazen op een open plek, niet ver weg van de blokhut. Ik kijk Gekkie aan.
‘Zullen we ze pakken?’ vraag ik hem. Gekkie fluiten goedkeurend en ik verander in een wolf. Ik hol de helling af en de zwarte vogel vliegt met me mee. Na een poos rennen kom ik bij de rand van de open plek. Gekkie gaat op een tak zitten en kijkt toe. Ik sluip met gebogen hoofd dichterbij. Een reusachtig hert met een machtig gewei loopt grazend in mijn richting. Ik sluip snel weg. Als ze een gewei hebben, ben ik weg. Ik ben twee honderd jaar geleden, voor mij tien jaar, aangevallen door een hert. Het gewei had mijn buik geschaafd en sindsdien ontwijk ik geweien liever. Dan zie ik de perfecte prooi. Een stevig, grote ree kijkt om zich heen. Ik sluip wat dichterbij. Een tak kraakt onder mijn poot en alle herten kijken op. Doodstil blijf ik liggen en bid dat ze me niet zien of ruiken. Na twee minuten laten ze langzaam hun kopen weer zakken en begin te grazen. Ik haal opgelucht adem en sluip nog dichter bij mijn prooi. Ik neem een aanvalshouding aan ontbloot mijn hoektanden. De ree kijkt op, recht in mijn ogen. Net te laat heeft ze het door. Met een sprong, luide grom en ontblote tanden spring ik op de ree. Die slaakt een snerpende kreet en de hele kudde zet het op een lopen. Ik boor mijn tanden in haar luchtpijp en ze gilt voor het laatst. Ik kijk goedkeurend naar mijn prooi. Gekkie fluit angstig. Een knal klinkt en een kogel scheert langs me heen. Ik geschrokken om en zie de jager staan. Uit zijn geweer dwarrelt rook. Even verstijf ik, maar dan pak ik mijn prooi stevig vast en zet het op een rennen. Een tweede schot klinkt. De kogel boort zich vlak naast me. Ik ren nog harder. Het derde schot klinkt. Hij ketst weg op een steen. Gelukkig sta ik in de beschutting van de bomen nu. Ik kijk hijgend achterom en zie de jager zijn geweer weg schoppen. Ik trek mijn mondhoeken op en loop rustig met de ree in mijn bek naar de grot. Na een uur zit ik te genieten van een vers stuk hertenvlees. Heerlijk. Ik sluit genietend mijn ogen en neem nog een hap. Sap spijlt langs mijn kin naar beneden. Gekkie vliegt de grot in en gaat voor me zitten. Zijn zwarte kraaloogjes kijken me bezorgd aan. Ik glimlach.
‘Ik ben oké.’ glimlach ik. Gekkie knikt één keer met zijn hoofd en vliegt dan de grot uit. Ik zucht genietend en kijk naar mijn bed. De huiden zijn versleten en het groen ligt overal en nergens. Dat zal ik eerst maar even maken. Ik pak de twee vellen van de reeën en verwijder de oude. Ik leg nieuw groen neer en leg daarna de vellen erover heen. Zo. Klaar.
Een harde gil dringt mijn oorschelp in. Ik kijk met een ruk naar de uitgang. Niks. Nog een gil, maar nu wordt dat overstemd door een beer. En... Wacht... EEN BEER?!! Ik spring in mijn wolven gedaante en ren de grot uit. De geur van de beer opsnuivend. Het gegil word steeds harder. Ik ren een stuk rots op. En dan zie ik het... Liam staat met zijn rug tegen een steile rotswand terwijl er een grote, zwarte beer hem grommend aankijkt. Ik verstijf waneer de beer op zijn achterpoten gaat staan. Hij is makkelijk twee meter. Met een luide brul laat hij zijn vlijm scherpe klauw langs Liam heen zwaaien. Vier grote, bloederige strepen verschijnen op Liam’s arm en hij schreeuwt het uit van de pijn. De geur van bloed dringt mijn neus binnen. Nu ben ik het zat. Ik spring met een woeste blaf van de rots, zo op de beer. Met mijn klauwen zoek ik houvast. Als ik dat heb gevonden, bijt ik zo hard als ik kan in de schouder van de beer. Die brult het uit van de pijn en probeert me met zijn klauwen van zijn rug af te slaan. Ik ontwijk ze en bijt nog twintig keer in zijn schouder en nek. Bij elke beet brult de beer het van de pijn. Uiteindelijk spring ik van zijn rug af en ga grommend voor Liam staan. De beer piept van de pijn. Ik blaf een paar keer wild en de beer trekt zich langzaam terug. Als hij weg is, wend ik me tot Liam die me met grote ogen aankijkt
‘D-dankje.’ mompelt hij. Ik knik één keer met mijn hoofd en loop langzaam naar hem toe. Ik druk mijn snuit tegen de wond. Liam maakt een pijnlijk geluid en knijpt zijn ogen dicht. Zachtjes laat ik mijn ruwe, roze tong over de wond glijden. Liam kijkt verbaast op maar ik lik onverstoorbaar door, net zolang totdat het niet meer bloed. Ik ga met mijn tong mijn snuit af en kijk Liam aan. Ik vlij met mijn hoofd tegen zijn goede arm aan en ga naast hem liggen. Langzaam laat de jongen zijn hand over mijn vacht glijden. Ik sluit goedkeurend mijn ogen. Als hij achter mijn oren krabt, begin ik tevreden te knorren en druk ik me dicht tegen hem aan. Liam lacht zachtjes.
‘Paul zei dat je een moordenaar was, met grote, bebloede hoektanden.’ vertelt hij.
‘Maar eigenlijk ben je dat niet.’ Langzaam stopt Liam met aaien en ik sta op. Voorzichtig pak ik zijn mouw vast en trek eraan.
‘Moet ik meekomen?’ vraagt hij verbaasd. Ik blaf zachtjes en Liam staat op.
‘Breng me er naar toe.’ beveelt hij. Ik kwispel met mijn staart en loop door de bomen door. Soms kijk ik achterom om te kijken of Liam er nog is. Na een tijd staan we voor de blokhut. Verbaast kijkt de jongen me aan.
‘Wat moet ik hier doen?’ vraagt hij me. Ik rol met mijn ogen en ga op mijn achterpoten staan. Ik druk mijn snuit zachtjes tegen de wond en Liam grinnikt.
‘O ja.’ Lief kijkt hij me aan.
‘Bedankt voor het redden en zo...’ Ik knik met mijn hoofd en ga nog eens op mijn achterpoten staan. Ik lik zijn wang en laat me dan vallen. Voor wolven betekent dat een wangkusje.
‘Nog maals bedankt.’ zegt Liam. Ik knik nog één keer en ren dan luid blaffend weg.
‘Ik zie je snel!’ hoor ik Liam nog achter me roepen. Een klein vlindertje vliegt door mijn buik en... Who!! Nee!! Ik mag geen gevoelens krijgen voor een mens!! Dat is streng verboden!! Trouwens, ik vind hem niet eens leuk... Toch?
Er zijn nog geen reacties.