Deel 1: op weg naar waar? Gale_2
Het kan me niets meer schelen, hoe ik nu leef is niet meer houdbaar. Als ik de poort aanraak zal mijn leven zo ingrijpend veranderen dat alles nu onbenullig zal lijken.
Ach het zou wat, ik sterf nog liever dan mijn leven terug oppakken bij de bewakers. Misschien is de poort wel een val, maar het niet erger dan ‘thuis’. Hmm, tenzij het een poort is naar de achterwereld, waar de doden leven. Ha, waarschijnlijk weten de Goden nauwelijks dat ik besta! Ik ben onbeduidend, net goed genoeg om anderen tot last te zijn. Misschien is deze poort niet echt, misschien is het maar een figuurlijke poort naar een beter leven, maar ik heb niets te verliezen. Ik ga er voor!
Het licht dat verschijnt zodra ik de poort aanraak is blauw. Een blauw dat ik nog nooit gezien heb, het is veel mooier dan de zee en de meren die ik zo vaak zie. Zelfs mooier dan de blauwe lucht op een stralende dag. Parels van oesters, walvissen, regenbogen, niets is zo mooi als dit.
Ik wordt overmand door geluk. Het blauwe licht maakt iets in mij los waarvan ik niet eens kende. Dit gevoel wil ik altijd hebben, als ik nu sterf dan sterf ik de beste dood die iemand zich kan wensen. Ik stap verder de poort in, tevreden met mezelf en het moment. Dit is het, dit is de laatste keer dat ik hier ben.
Meteen wanneer ik de poort door ben, zie ik een kamer afgewerkt met beeltenissen van water, zwemmende dieren en nog zo veel meer. Ik meen zelfs een afbeelding van de God van de zee Mareorus, maar dat kan evengoed verbeelding zijn, geen tijd om alles nu in me op te nemen. Ik ben blij dat ik hier ben, maar toch teleurgesteld dat ik dat gelukzalige gevoel niet heb kunnen vasthouden. Telkens ik eraan zal terugdenk, zal ik met geluk hopen op hetzelfde gevoel.
Dan besef ik dat ik een stomme grijns op mijn gezicht heb. Ok, genoeg, nu eerst bedenken waar ik ben. “Zou die poort misschien naar de andere kant van de zee zijn gegaan?” vraag ik mezelf plotseling hardop af. Dan lach ik weer met mezelf, dat is onmogelijk, iedereen weet dat aan achter de zee het einde schuilt.
Toch twijfel ik er wat aan. Hoe zou er niets achter de zee kunnen zijn zonder dat het water wegstroomt? Dat heb ik zelfs bewezen aan mijn vrienden, maar zij beweren dat de Goden het in evenwicht houden. Ze denken zelfs dat misschien de achterwereld daar is, hoe kan het anders dat de mensen niet terugkomen. Ach het zou wat, laat ik eerst maar de kamer eens verkennen.
De kamer is een perfecte cirkel, dus er is geen einde in hoeken, net zoals de hemel oneindig is. Als je daar van de ene kant afloopt kom je terecht aan de andere kant. Dat zullen de Goden wel gedaan hebben om niet altijd alles in evenwicht te moeten houden. Ik roep het bijna uit van plezier als ik zie wat voor rijkdom aan boeken dat er staat. Ik hou van lezen, ik heb het mezelf wel moeten leren want de bewakers hielden ons dom. Zelf kon alleen Gertrude lezen en ze had maar een paar boeken. Die zijn al een fortuin waart. Hier staan 2 hele kasten vol boeken. Ik mocht soms gelukkig nog wel naar de bibliotheek. Daar zijn nog veel meer boeken. Voorzichtig neem ik een boek van de kast, de eigenaar zal het waarschijnlijk niet leuk vinden, maar ik word door de boeken aangetrokken. Verbaasd kijk ik meteen weer op, ik kan dit niet lezen, het is alsof iemand geheimschrift gebruikt, het zijn wel dezelfde letters, maar compleet andere woorden. Nee ik denk niet dat het echt geheimschrift is, ik meen zelfs sommige woorden te herkennen zoals Desertus, dat is de god van de woestijn. Een andere taal misschien? Maar wat het verband is weet ik nog niet, dat ga ik proberen uit te vinden.
Er zijn nog geen reacties.