Na een nacht vol met nachtmerries word ik vroeg wakker. Nog maar een paar mensen zijn al wakker. Onder andere Lieke. Als ze ziet dat ik wakker ben, komt ze meteen naar me toe gelopen. ‘Goedemorgen. Hoe gaat het?’
‘Gaat wel. Waar is Julia?’ Ze ligt niet meer naast me en ik zie haar ook niet tussen de mensen staan. ‘Ze is even bij haar moeder gaan kijken.’ Op dat moment komt Julia huilend naar ons toe rennen. ‘Ze stinkt zo, het is zo vies.’ Ik troost haar. Lieke begint over het mensenlichaam als het overleden is. Dit weet ze allemaal, omdat ze op de middelbare stage heeft gelopen bij een uitvaartcentrum; ook meteen de eerste plek waar ik stage zou lopen. Julia is al snel uitgehuild. ‘Een paar mannen hebben wat vruchten gevonden. Komen jullie wat eten?’
‘We komen er zo aan.’

De vruchten waren niet te eten. Alhoewel, dat vond ik. Julia at de rest van mijn vrucht op. Niemand wist wat voor soort vrucht het was. Misschien is het wel giftig. Ik hoop het niet.

Toen die paar mannen voedsel gingen zoeken, hebben ze een strand ontdekt. We hebben besloten dat het grootste deel van de groep daar overdag heen zal gaan en delen van de dag zullen er een paar mensen steeds bij het wrak zijn. ’s Nachts zal iedereen weer bij het wrak zijn, zo zijn we wat meer beschut ‘s nachts. Zo kunnen we overdag ook beter zien of er iets vliegt, waar we de aandacht van moeten krijgen. Dat is wat moeilijker als je midden in de bomen zit en ’s nachts heb je daar toch niets aan.

Als we eenmaal gesetteld zijn op het strand, gaan Julia en ik meteen het water in. Het is super warm. Het water is voor mijn gevoel niet erg koud, maar het koelt wel af. Bas komt ook het water in. ‘Daar heb je hem weer. Vind je ‘m leuk?’
‘Nee Julia, natuurlijk niet.’
‘Waarom natuurlijk? Het kan toch gewoon? Hij is knap, aardig en lief. De perfecte samenstelling.’
‘Waarom vind jij hem niet leuk dan?’
‘Ik heb nog geen eens de kans gehad om echt met hem te praten. Jij wel.’ Het laatste stukje moet Bas echt zwemmen, maar hij is snel. Eenmaal aangekomen bij ons, maak ik een opmerking over zijn snelheid van zwemmen. Hij vertelt dat hij tot zijn zestiende op wedstrijdzwemmen heeft gezeten. Hij maakt een grapje dat hij daardoor zo sterk is. Ik bevestig dat, maar ik had niet door dat het een grap was. Bas en Julia moeten lachen en opnieuw schaam ik me. ‘Het maakt niet uit. Ik vind het leuk om te horen dat je me gespierd vindt.’ Nu schaam ik me nog meer. Ik zeg maar dat ik het zwemmen zat ben en zwem terug naar het strand. Bas en Julia volgen me niet. Kan ik haar straks lekker plagen.
Als ik net zit, komt een meisje naast me zitten. ‘Hallo ik ben Kim.’
‘Hoi Kim, ik ben Lotte.’ Een kwartier lang heb ik een gesprek met Kim. Haar beide ouders zijn ook omgekomen bij het ongeluk. Haar broer leeft nog wel, maar is best erg verwond. Zijn beide benen zijn gebroken. Na dat ene kwartier komen Julia en Bas ook weer het water uit. Ik blijf met Kim praten, maar nu praat Julia ook mee. Waar Bas is gebleven, weet ik niet.
Na nog een kwartier verlaat Kim ons weer en vraag ik waar Bas ineens is gebleven. ‘Weet ik niet. Waarom zou ik dat weten?’
‘Nu heb jij ook met hem gepraat, nu kan jij hem ook leuk vinden.’ Op het moment dat Julia wilt antwoorden, wordt iedereen bijeen geroepen voor een mededeling.
Er wordt verteld dat de mannen die gisteren en vandaag zijn gaan zoeken, niemand gevonden hebben. Ze zullen morgen het eiland weer gaan verkennen, maar als ze dan niks vinden, zullen ze stoppen met zoeken. Dan is het helaas afwachten en hopen op mensen die ons aan het zoeken zijn. Iemand vraagt naar het klimaat van dit eiland. Het zou niet kunnen worden vergeleken met de route die we zouden vliegen. De stewardessen hebben het daar ook al over gehad, het was hen ook al opgevallen. Ze kunnen hier helaas niets over zeggen, zij weten het ook niet.

’s Avonds kan Lotte niet in slaap vallen. Ze is zo bang dat ze morgen niks zullen vinden en dat ze hier dus nooit gevonden kunnen worden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen