Hoofdstuk 3: Bas
Die avond zitten we met alle andere overlevenden rondom een kampvuur. Iedereen is een beetje bekomen van de schrik en het verdriet. Het is niet echt een kampvuur dat je je graag wilt herinneren. Helaas zullen we dat wel doen. Alle overledenen liggen onder doeken en kleding zit nog in het wrak. Ik ben in gesprek met Julia als Bas naast ons komt zitten. ‘Aan jou heb ik me nog niet voorgesteld. Ik ben Bas.’ Hij steekt zijn hand uit naar Julia en ze geeft hem een hand. ‘Ik ben Julia.’ Julia heeft meteen door wie deze jongen is, ik zie het. ‘Ik moet nog even wat aan de stewardessen vragen. Ik ben zo terug.’ Julia staat op en loopt weg. Dit doet ze expres. ‘Gaat het weer een beetje met je hoofd?’
‘Ja, wel iets beter. Ik heb van een andere passagier een paracetamol gekregen, erg aardig.’
‘Mooi.’ Ik weet echt niet wat ik moet zeggen en hij volgens mij ook niet. Dit is erg beschamend. ‘Trouwens, nog gecondoleerd met je moeder. Ik vind het heel erg voor je.’
Ik glimlach. ‘Dank je wel. Reisde jij alleen?’
‘Ja, klopt. Ik zou heel Amerika door reizen. Ik neem een tussenjaar, dus ik heb ruim een jaar de tijd.’
‘Dus je hebt in mei examen gedaan?’ Bas knikt. ‘Klopt. Ik heb de havo gedaan. Wel een jaartje extra, maar maakt niet uit. Wat doe jij?’
‘Ik ga nu naar vwo zes.’ Bas is blijkbaar onder de indruk, aan zijn gezicht te zien. ‘Gaaf hoor. Vwo was mij iets te hoog gegrepen. Ik wilde het heel graag in groep acht, maar mijn meester raadde het zeer af.’ Ik lach. Hij is erg aardig. ‘En Julia? Zit je bij haar in de klas?’ Dit is wel een tegenvaller, dat hij nu ook naar Julia vraagt. ‘Ik heb de eerste drie jaar bij haar in de klas gezeten. Toen is ze naar havo afgestroomd. Zij heeft ook dit jaar examen gedaan.’
‘Leuk! … Hoe heette je moeder?’ Bas merkt dat mijn gezicht weer betrekt als hij naar mijn moeder vraagt. ‘Oh, als je het liever niet over je moeder hebt, is dat niet erg. Dan moet je het wel even zeggen.’
‘Het is te snel.’
‘Snap ik. Helemaal geen probleem. Welk profiel doe je op school?’ Weer moet ik lachen. Wat is dit nou weer voor vraag. Dat is echt het laatste wat ik zou vragen. Toch antwoord ik maar gewoon serieus. ‘Cultuur en Maatschappij.’
‘Ik ook, wat grappig! Wat wil je worden?’
‘Zangeres.’ Ik schaam me een beetje voor mijn beroepskeuze. Gelukkig is het donker en kan hij niet zien dat ik rood word. ‘Super leuk! Ik wil graag een eigen kunstatelier beginnen. Ik schilder.’ Creatief is hij in ieder geval. Pluspuntje. ‘Ik ga slapen. Ik ben erg moe, en begin steeds meer mijn hoofdpijn terug te krijgen.’
‘Prima. Slaap lekker. Ik ga Julia eens zoeken.’ We nemen afscheid en gaan allebei een andere kant op. Ik ga de kant op waar Julia heen is gegaan. Na even zoeken vind ik haar en zie ik dat ze staat te praten met de Nederlandse stewardess. ‘Hallo Lotte. Gaat het een beetje?’ Mijn naam weet ze dus al. ‘Ja hoor, bedankt.’
‘Ik hoorde dat je eigenlijk geen contact meer met je vader hebt. Heb je dan wel een plek om heen te gaan als je weer in Nederland bent? We zijn een beetje aan het helpen waar mogelijk. Het is natuurlijk wel handig om dit te weten als je weer in Nederland aankomt.’ Lekker, Julia heeft weer van alles verteld. En dat ze daar nu al over durven te beginnen. Mijn moeder is net acht uur dood. ‘De ouders van mijn moeder zijn al overleden, maar ik heb nog wel veel contact met mijn opa en oma van mijn vaders kant…’ Ineens schiet me te binnen dat mijn opa natuurlijk een operatie had vandaag. ‘Maar mijn opa is vandaag geopereerd, dus ik weet niet of dat handig is. Ik kan denk ik wel tijdelijk bij Julia slapen, toch?’ Julia knikt. ‘Natuurlijk, dat zei ik ook al tegen Lieke.’
‘Lieke?’
‘Oh ja, dat ben ik, sorry,’ zegt de stewardess. ‘Julia, zullen we gaan slapen? Ik ben moe.’ Julia stemt toe en we lopen naar onze plek. We praten nog even over Bas en over de snelle handelingen van Lieke. Als we eenmaal liggen, slapen we al snel.
Er zijn nog geen reacties.