Hoofdstuk 6
Een tijd was het kabbelen van water en de geluiden die wij maakten tijdens het eten het enige wat je hoorde. Gemslock zat op zijn huken op een grote ronde steen met het brood aan zijn voeten en de kom in zijn handen geklemd te eten. Snel slurpte hij de soep naar binnen waarna het brood ook snel tussen zijn scherpe tandjes verdween.
'Dus... Ik zal maar meteen mijn grootste vraag stellen, waar heb je die "schaduw" voor het laatst gezien?' Hij keek me lang aan.
'Zeven zon op's geleden. Ik was aan het jagen toen hij opeens overvloog, ik dook meteen weg achter een grote steen. En wachtte tot ik hem niet meer kon zien. Toen heb ik hem gevolgd. Hij woont in een grot, het stinkt er naar dood.' Gemslock rilde bij de herinnering
'Dus je weet waar hij woont?' Langzaam knikte Gemslock. 'En je zou ons erheen kunnen brengen?' Gemslock keek vluchtig weg en plukte aan zijn vacht. Toen knikte hij heel snel en licht. 'Zou je dat voor ons willen doen?' Hij leek te twijfelen en haalde toen zijn schouders op. 'Hij is groot en eng en heel gevaarlijk.' zei hij mijn vraag ontwijkend. 'Gemslock, ik beloof da je niets overkomt en je hoeft ons maar een klein beetje de goede kant op te sturen. Zou je dat willen doen? Alsjeblieft?' Weer zag ik zijn tweifel maar dit keer knikte hij langzaam. 'Dan vertrekken we morgen.' zei ik beslist.
Reageer (1)