Elaimet 26
Een dode sorkka stortte vlak naast ons neer, en nog één, en nog één. De woede en pijn om me heen, maakten het me bijna onmogelijk om adem te halen.
Uiteindelijk was het voorbij. Er waren geen levende sorkka’s meer over. Ik wist niet hoeveel er ontsnapt waren, maar gezien de berg lijken konden dat er niet veel zijn.
“Jalo! Hevon!” Perho dook voor ons op. “Jullie leven nog!” Ik knikte flauwtjes. Ja, we leefden nog. Dat kon gerust een wonder genoemd worden.
“Nadat ze jou hadden meegenomen, heb ik zo snel mogelijk de Raad gewaarschuwd. We vermoedden wel dat ze jullie hierheen zouden brengen, dus hebben we iedereen verzameld en kwamen we hierheen.”
“En net op tijd, blijkbaar,” zei Lohik, die hun richting uit kwam. Zijn schouder bloedde, maar daar besteedde hij geen aandacht aan. “Je hebt er waarschijnlijk geen idee van wat voor ramp er vermeden is.” Ik durfde hem niet aan te kijken.
“Ik zag de figuur op de deur, maar toen… was het al te laat. Ik wilde niet dat ze Hevon iets zouden doen. Mijn zusje…”
“Niemand kan je dat kwalijk nemen, jonge Elaimet,” kwam de heks van de Raad tussenbeiden. “Het belangrijkste is dat jullie nog in leven zijn en dat we de sorkka’s een zeer zware klap hebben toegebracht. Misschien slagen we er zelfs in ze compleet uit te roeien.” Ondertussen kwamen er nog meer wezens aangevlogen die zich om de gewonden bekommerden. Ook Hevon werd geholpen. Ik keek om me heen. De deur stond nog wagenwijd open, maar niemand besteedde er enige aandacht aan. Naast de toren lag nog iets groots in dezelfde zilveren kleur. Nee, dit kon niet waar zijn… Ik zigzagde tussen de verschillende wezens door tot ik recht tegenover de zilveren draak stond. Ze was zwaargewond en niemand deed een poging om haar te verzorgen. Ik wist dat het zinloos was. Het ergste was dat ik haar al eens gezien had, toen Jalo en Hevon me het Wolkenrijk lieten zien. Het beeld van haar en het speelse gouden draakje stond me nog helder voor de geest.
Er zijn nog geen reacties.