Deel 1: op weg naar waar? Lolan
Lolan
’s Avonds na het gevecht kom ik thuis en mijn ouders kijken ernstig voor zich uit. Meteen voel ik dat er iets mis is. Mijn vader is altijd een vlotte kerel geweest, maar nu kijkt hij heel serieus.
‘Hey paps, mams! Wat is er aan de hand? Ik heb een nieuwe wedstrijd gewonnen, tijd voor een feestje!’
‘Lolan,’ begint mijn vader, ‘We moeten je al een jaar lang iets zeggen, maar we hadden er de moed niet voor. Ga zitten, ik zal mijn verhaal vertellen van het begin.’
Ik ga zitten zonder nog iets te zeggen, nu is geen tijd voor grapjes. Normaal gezien lachen ik en mijn vader om alles, zo serieus als dit heb ik hem nooit gezien. Raar genoeg lachen niet alle mensen met mijn grappen en het zijn ook die kwatongen die beweren dat ik een dikke nek heb. Dat is gewoon niet eerlijk, ik kan er toch niets aan doen dat ik superieur ben aan hen?
‘Kijk, je weet dat je ten vondeling gelegd bent.’ Ik knik ja, maar niet overtuigd. Mams en paps hebben me dat verteld, maar ik heb me er nooit iets van aangetrokken.
‘Je lag daar samen met een brief om te laten weten wat er moest gebeuren.’ Dat is nieuw, er moest iets met me gebeuren? Mijn ‘echte’ moeder moet wel lef hebben om nog dingen op te leggen.
‘We moesten je, nadat je 17 werd, enkele zaken vertellen.’ Paps zucht ‘Er zijn rond de tijd dat je daar werd neergelegd nog meer kinderen achtergelaten, ze zijn allemaal speciaal, anders dan andere kinderen. Wat er precies speciaal aan hen is weet ik niet en dat wist degene die je heeft achtergelaten waarschijnlijk ook niet helemaal. Maar wij weten nu wat er speciaal is aan jou, jij bent onmenselijk sterk, en om heel eerlijk te zijn denk ik dat er iets uitzonderlijk bij je geboorte gebeurd moet zijn. Je bent anders dan andere kinderen, dat is duidelijk, maar dat is niet erg, het is zelfs handig om alles aan jou te kunnen vragen. Het neemt dus niet weg dat je voor mij en je moeder onze eigen zoon bent, wij houden van je.’ Ik slik, zijn verhaal is niet echt onlogisch toch, ik ben anders, ik ben sterker, yes!
‘In de brief wordt ook uitgelegd dat er iets heel fout is in de wereld, wat ze exact bedoelen hebben we het raden naar, maar als we mogen gokken dan …’ hij begint te fluisteren, ‘… dan gaat het over Ja’afar, hij is een dictator die de gespleten wereld niet ten goede komt. Maar dus, we weten het niet, misschien is het niet wat er bedoeld wordt.’
Aangedaan luister ik verder wat mijn vader me te zeggen heeft, maar mama zit met tranen in haar ogen. Ik krijg een bang voorgevoel, waarom weent mams?
‘Verder wordt er in de brief uitgelegd dat je niet mag verloochenen wie je bent, praat erover, en geef alles toe aan jezelf. Zelfs de vreemdste dingen die je ziet. Wat zie je als je jezelf ziet. Nee antwoordt niet mijn zoon, maar denk erover na.’
Er volgt een korte pauze, nu komt het, ik voel het.
‘Wat ik je als volgende ga zeggen mag je niet tegen iedereen zeggen en het doet ons pijn om het te moeten zeggen.’
Terwijl mijn vader even zwijgt, stijgt mijn onrust, nog nooit heeft mijn vader een enkel moment van zwakte getoond … tot nu.
‘Je moet weg mijn zoon, in de brief staat dat je zo snel mogelijk nadat ik je dit verteld heb weg moet. Je moet vertrekken naar een plaats genaamd ‘Magiallis’ in de Kantih regio. Ik weet niet wat die plaats is, nog nooit heb ik die naam gezien, maar daar moet je heen, daar krijg je je antwoorden en daar zal je de anderen ontmoetten. Wij kunnen niet mee, we willen wel, maar we worden geblokkeerd door iets, het is net of het zijn de Goden zelf die dit op touw hebben gezet.’
Geheel ontdaan ga ik naar mijn kamer, ik ben te moe en te geschokt om nog iets te zeggen of te doen. Waar is die Magiallis, wie ga ik daar aantreffen, wie zijn de anderen, en hoe kan ik er geraken?
Mijn angstig gevoel is waarheid geworden, ik moet het huis verlaten, en toch heb ik het gevoel dat het gevaar nog om elke hoek loert. Maakt niet uit, ik ben sterk genoeg om elk gevaar aan te gaan.
Er zijn nog geen reacties.