Een uur later zit ik genietend te kauwen op een stuk hertenvlees. De rest heb ik gezout met het kleine beetje dat ik heb. Ik drink wat water uit mijn kommetje en neem dan weer mijn tweede gedaante aan. Ik doof het vuur, loop de grot uit en ren naar de waterval. Daar aangekomen, kijk ik eerst om me heen. Als ik zeker ben dat er niemand is, sluit ik mijn ogen en neem mijn mensen gedaante aan. Ik laat mijn hand door het water glijden en glimlach. Koud. IJskoud. Heerlijk. In 400 jaar tijd vind je dit water een geweldige temperatuur hebben. Ik doe mijn haarband uit. Net zoals mijn riem en jurk. Ik leg ze op een platte steen. Naakt duik ik in het water. Ik zwem naar de waterval en ga er onder staan. Water klettert op mijn hoofd. Mijn haren vallen tot mijn onderrug. Genietend sluit ik mijn ogen. Na een tijdje loop ik onder de waterval vandaan en duik onderwater. Vissen schieten voorbij. Ik pak een handje vol stenen van de bodem en zwem naar boven. Ik laat de stenen naar beneden vallen en grinnik. Ik loop uit het water en ga in de zon liggen. Ik sluit mijn ogen. Wat een leven.
Na een tijdje ben ik droog en doe ik mijn kleren weer aan. Ik huppel op blote voeten door het bos. Ik pak mijn panfluit en fluit een vrolijk deuntje terwijl ik veder huppel. Een merel gaat op mijn schouder zitten en fluit mee. Ik vind het normaal als vogels me aanraken of op me gaan zitten. Dat doen ze zo vaak.
Maar deze komt altijd. Ik ga hem denk ik binnen kort een naam geven. Ik huppel naar de grote, dikke eik en klim in de laag hangende takken. De merel vliegt naar de tak naast me. Ik fluit een deuntje en het vogeltje fluit het na. Zo gaan we een tijdje door, totdat ik stemmen hoor. Ik stop abrupt en de merel volgt mijn voorbeeld. Ik werp een blik naar beneden. Em daar staan ze. De vijf mannen. Maar nu zonder de jager.
‘Het is hier mooi hé?’ vraagt de jongen met de haarband terwijl hij op zijn rug ligt. De andere mompelen instemmend.
‘Ik krijg dat van die wolf maar niet uit mijn hoofd.’ mompelt de herten knuffelaar. Ik weet het, ik weet het, maar ik ken zijn naam niet.
‘Je hebt gelijk Liam. Dat was echt verschrikkelijk.’ zegt de zwart harige jongen. Liam... Die ga ik onthouden.
'Jongens...' zegt één van hun langzaam.
‘Tisser Louis?’
‘Er zit iemand in de boom.’ Shit

Ik spring op en ren over de tak naar de andere boom, waardoor de tak waarover ik ren een beetje doorbuigt. Met een sprong zit ik in een andere boom. De mannen beneden kijken zoekend om zich heen.
‘Waar is ze?’
‘Ik hoorde haar.’
‘Maar waar?’ Langzaam laat ik ik me uit de boom zakken. Als ik op de grond sta gluur ik lang de boom heen. De jongens lopen om de bomen heen, duwen struiken uit elkaar en kijken naar de takken. Ik glimlach en leg mijn hand op de stam. De helft van mijn gezicht is zichtbaar. De jongen, Louis volgens mij, zet zijn handen als een toeter voor zijn mond en roept:
‘HALLO!! Bomen mevrouw! Kom een hier! Ik heb een koekje voor je!’ Ik kan het niet helpen en giechel. Gelijk kijken ze allemaal in mijn richting. Liam maakt oogcontact en ik trek me geschrokken terug.
‘Hee! Ga nou niet weg!’ roept hij en hij loopt naar me toe. Ik voel hoe de angst me overneemt en ik draai me om, om weg te rennen.
‘Nee! Wacht nou!’ Een hand word om mijn pols gesloten. Ik gil en begin te spartelen. De hand verdwijnt en ik zet het op een rennen.
‘Kom terug!’ hoor ik Liam roepen, maar ik luister niet. Bomen flitsen voorbij. Na een tijd kom ik bij een stuk weide. Bloemen in alle kleuren staan verspreid over het veld. Ik glimlach en huppel door het veld heen. Op het ene moment ben ik bang en op het andere moment blij. Gek. Ik ga liggen en sluit mijn ogen. Even rust. Maar niet voor lang.

‘Daar ben je.’ Ik sta bliksemsnel op, draai me om en kijk recht in het gezicht van Liam. Mijn ademhaling versnelt en Liam merkt het.
‘Ik doe je niks! Echt waar.’ zegt hij met een lieve glimlach.
‘Je kunt me vertrouwen.’ Ik glimlach onzeker.
‘Ik ben Liam. Hoe heet jij?’ Onderzoekend laat hij zijn blik over me heen glijden. Wat ongemakkelijk trek ik mijn jurk ,die net over mijn knieën valt, nog wat rechter.
‘Jade.’ mompel ik verlegen.
‘Jade.’ herhaalt Liam langzaam. Ik glimlach zwakjes.
‘Zelf gemaakt?’ vraagt de man, doelend op mijn jurk. Ik knik blozend.
‘Ik woon hier.’ fluister ik. Liam kijkt verrast op.
‘Echt?! Paul zei dat er in de weide omgeving geen huis staat. Niemand durft hier te wonen door die wolf....’ Zijn stem sterft weg en hij staart voor zich uit.
‘Gaat het?’ vraag ik voorzichtig. Liam knikt.
‘We hebben gezien hoe dat beest,’ Hij spreekt het woord beest uit alsof afval is,’Een ree om het leven bracht.’ Van binnen kook ik van woede. Ik moet ook gewoon eten! Liam kijkt me nieuwsgierig aan.
‘Waar woon je eigenlijk?’ Ik twijfel. Zal ik het hem vertellen? Hij ziet er niet zo gevaarlijk uit. Ree bruine ogen, bruine haren... Net als ik overweeg om mijn mond te openen, hoor ik de vier andere jongens schreeuwen
‘Hij heeft haar gevonden!’
‘Liam! Wacht op ons!’
Mijn instinct zegt maar één ding; vluchten. Ik draai me om en zet het op een lopen.
‘Wacht! Kom terug! Ze doen je echt niks!’ schreeuwt Liam me na. Maar ik kom niet terug. Dit is waarschijnlijk en hopelijk de laatste keer dat ik met mensen praat. Ik zwerf nog wat rond totdat de zon onder gaat. Als ik bij mijn grot ben, neem ik mijn tweede gedaante aan. Ik loop naar binnen en ga op mijn bed staan. Ik loop een paar rondjes en laat me dan zakken. Ik leg mijn kop op mijn voorpoten. Langzaam vallen mijn ogen dicht. Een wind word naar binnen geblazen. Een paar mooie klanken komen mijn oren in.
Welterusten mam.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen