Foto bij Hoofdstuk 1

2015, Duitsland, in de Alpen

Met mijn krachtige poten ren ik de ree achterna. Mijn tong hangt uit mijn mond. Ik trek een sprint en spring. Mijn klauwen schrapen een stuk huid weg. De ree maakt een angstig geluid en rent nog harder. Langzaam verminder ik mijn vaart. Uiteindelijk sta ik stil. Hijgend kijk ik de ree na. Ik laat mijn kop hangen en slof naar de waterval. Ik loop over de mossige bosgrond en spring over een oude boom. Als ik bij de waterval ben, loop ik naar het water en kijk naar mijn spiegelbeeld. Een meisje met zwarte haren en fel blauwe ogen staart me aan. Ze heeft een mooi gebruinde huid en haren vliegen vrolijk door de wind heen en weer. Dat meisje, dat meisje ben ik. Ik sluit mijn ogen en concentreer me. Als ik mijn ogen open, zit ik niet langer in het lichaam van een wolf. Mijn kleren bestaan uit een jurk van aan elkaar genaaide stukken stof met een leren riem, zodat je mijn heupen goed kan zien. Ik draag een herten vel tegen de kou en een haarband van gevlochten takjes en bloemen duwt mijn haar naar achteren. De ketting van mijn moeder klem ik stevig tussen mijn duim en wijsvinger. Mam. Het is nu al bijna 400 jaar geleden dat ze stierf. Om mij te redden. Als wolf-mens vier ik mijn verjaardag om de twintig jaar. Al vier eeuwen zwerf ik door de Alpen. Ik leef van het wild en als het vlucht of vertrekt naar een ander plek voor eten, volg ik ze. Ik leef ervan. Ik sluit mijn ogen als een wind bries mijn haren door elkaar blaast. Als wolf-mens ben ik één met de natuur. Een zangerige toon word om me heen geblazen. Ik glimlach en open mijn ogen weer.
’Ik ook van jou mam.’ fluister ik. Ik kruip op mijn knieën naar het water en drink het heldere water.

De sterke geur van mensen dringt mijn neus binnen. Ik recht me op en speur de omgeving af. Ik sluit mijn ogen nog een keer en snuif de geur diep in. Ze zijn dichtbij. Ik concentreer me weer en open mijn ogen in mijn tweede gedaante. Mijn neus, oog en ruik vermogen zijn nu nog sterker. Ik ren geluidloos, de geur volgend. Dan ruik ik nog een geur: bloed. Waarschijnlijk is de ree bij de mensen. Ik grom bij die gedachten. Ik loop het bos door. De dennenbomen wiegen vrolijk mee in de wind. Net als ik de open plek op wil, verstijf ik. In het midden van de plek, staan ze. Zes mensen. En mijn prooi.
Ik sluip achterwaarts terug en verstop me achter een struik. Ik splits mijn oren en vang alle woorden op.
‘Wat heeft haar aangevallen?’ hoor ik de blonde jongen bezorgd vragen.
Ik gluur tussen de takjes door en zie vijf mannen om een geknielde man heen staan die zijn armen om mijn prooi heeft geslagen. De ree kijkt bang en schichtig om zich heen terwijl de bruin harige man kalmerende woordjes tegen het dier fluistert. Ik scheur mijn blik van mijn prooi af en neem de mensen in me op. Één van hun heeft gitzwart haar, de zelfde kleur zoals zijn ogen. Hij heeft een getinte huid. Naast hem staan twee jongens met bruin haar. De ene stijl en de andere krullerig met een haarband. De blonde jongen heeft blauwe ogen en een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Naast hem staat een lange, strek uitziende man. Hij draagt een leger broek en een zwart hemd. Hij heeft een rode baard en zijn blauwe ogen staan kil. Op zijn rug hangt een geweer. Ik hou mijn adem in. Het is een jager.

‘Waarschijnlijk aangevallen door de wolf.’ zegt hij terwijl hij naast de bruin harig jongen neerknielt en de wond bestudeert.
‘Dat tot beest heeft al vijftig van mijn koeien vermoord. Na zo’n lange tijd herken je de wonden die dat beest maakt.’Oeps... De vijf mannen kijken hem met grote ogen aan.
‘Zitten hier wolven?!’ vraagt de zwart harige jongen verbaast.
De jager knikt.
‘Eigenlijk is het er één. Een mooi exemplaar. Zwarte vacht, blauwe ogen... Bijna menselijk.’ mompelt hij. De mannen gapen hem nog steeds aan. De ree kijkt nog steeds om zich heen. En dan kijken zijn ogen recht in de mijne. Voor een paar seconden kijken we elkaar aan. Dan gebeurt het.

De ree rukt zich los en zet het op een lopen. Ik grom en spring over het bosje heen. Omdat het hert gewond is, rent het niet zo snel. Zonder moeite ren ik hem voorbij. Met een grom duw ik de ree omver, zodat ze op haar rug valt. Ik grom hef mijn hoofd op en ontbloot mijn tanden, klaar om haar luchtpijp stuk te bijten. Haar ogen staan angstig. Even twijfel ik, maar dan sluit ik mijn kaken om haar nek en knijp ze dicht. Een ijselijke gil verlaat de ree. Daarna ligt ze stil. Ik blijf haar voor de zekerheid nog even vasthouden, maar dan laat ik voorzichtig haar keel los. De bruine ogen staren glazig naar de wolken en mijn tand afdrukken steken sterk af. Bloed stroomt door de wonden. Ik voel het van mijn snuit druppen. In de verte hoor ik iemand schreeuwen. Ik draai me met een ruk om. De vijf mannen proberen de jager tegen te houden. Hij heeft namelijk zijn geweer getrokken en richt het op mij. Ik verstijfde, maar al snel kwam ik in actie. Ik gromde en ren op de man af.

Ik spring en ruk het geweer uit zijn handen. Stevig klem ik het tussen mijn kaken. Ik draai me om, ren weer naar de dode ree toe en wend me tot de mensen. De vijf mannen kijken me zowel verbaasd als bang aan, maar de jager... Die is furieus.
‘GEEF DAT GEWEER TERUG JIJ ROTBEEST!!!’ brult hij. De mannen beginnen achter zijn rug te proesten. Langzaam leg ik het geweer voor mijn poten en grom dreigend. De man beweegt niet, maar volgt met zijn ogen al mijn bewegingen. De man die de ree had gekalmeerd, staart voor een paar seconden in mijn ogen. Ik verbreek de verbinding en rustig pak in de ree weer bij haar nek en til haar op. Haar achterlijf blijft op de grond liggen. Ik til mijn mond hoek op, ontbloot mijn witte hoektanden en draai me om. Ik ren weg. Weg van de plek. Weg van mensen. Weg van de jager. Na tien minuten te hebben gerend, kom ik bij mijn grot. Ik heb hem versierd met klimop en ik heb tekeningetjes gemaakt met houtskool. Ik sleep de ree naar binnen en laat haar los. Ik kijk even rond. De wand is versierd met tekeningen van kool en ik het midden van de cirkel zit de vuurplaats. Mijn bed bestaat uit taken en bladeren. Ik concentreer me weer en neem mijn mensen gedaanten aan. Ik maak met twee vuurstenen een vuur en pak daarna mijn mes om het hert schoon te maken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen