Hoofdstuk 1
Kleine stralen helder maanlicht beschenen de opgekrulde gedaante in de grot. Een hert sprong vluchtig voorbij de grot. Grommend opende de Wyven een oog. Snoof eens diep en tilde toen zijn massieve kop op. Hij rook mens, en nog dichtbij ook. Het was lang geleden dat hij een van hen zwakke lichamen tussen zijn kaken had vermorzeld. Dat was toen hij zijn ware naam, Ulunn Amon Sû, voor de laatste keer had gedragen. Nu stond hij bekend als Dúr Guruthos wat in de oude taal schaduw van de dood betekende. Hij stond op en sloeg zijn vleugels geruisloos open. Zijn duistere gedaante gleed door de nacht en was onzichtbaar voor onoplettende ogen. Het duurde niet lang of Dúr Guruthos kreeg een klein lichtpuntje van een vuur in het oog en koerste eropaf. Langzaam ging bijlagen vliegen en bekeek de slapende gestalten goed. Een raar gevoel maakte zich van hem meester. Een gevoel dat hij lang niet had gekend. Angst. Deze mensen bezaten kracht. Een grote kracht, vernietigend voor hen vijanden. Dat maakte Dúr Guruthos bang. Hij slaakte een ijzingwekkende kreet en verdween in de nacht.
Reageer (1)
Spannend! Klein vraagje: is het niet Wyvern in plaats van Wyrven? Negeer het maar als ik het fout heb hoor...
9 jaar geleden