Het boek 01
Aura ziet niks. 'Waarom ben ik ook uitgerekend hier heen gegaan' dacht ze. Ze tastte met haar hand om niet tegen hopen steen op te botsen. Ze dacht aan de pauze op school. Waar het allemaal begon. Aura liep naar een tafeltje waar bijna nooit iemand zat. Haar vader had daar vroeger altijd op haar gewacht. Daar zat ze graag. Ze had haar broodtrommel gepakt een wou net haar tanden in een broodje kaas zetten toen haar broodje voor haar neus werd weggepakt. 'Hè' zei zei ze maar toen ze op keek en zag wie het was hield ze maar snel haar mond weer. Een meisje met zwart haar en bruine ogen stond voor haar. Saskia keek verbaasd naar haar. ' O hoorde ik wat uit jou mond komen muis.' zei Saskia. 'Ik dacht dat jij nooit wat zei?' Ze gooide het broodje kaas op de grond, stampte erop en liep weg. In de klas gooien ze met propjes naar haar ' Als ik durfde gooi ik je hoofd in met een propje' dacht Aura. Na school liep ze door het park om al die nare dingen te vergeten op school. Ze hoorde gestamp van meerdere voeten achter zich en keek om. Saskia met haar meiden bende kwam aan gerend. 'Daar heb ik echt geen zin in' mompelde ze. Ze zette het op het lopen maar Saskia ging achter haar aan. Aura wist niet waar ze heen moest. 'Naar huis? nee dan weten ze waar ik woon. De drukke winkelstraat? Nee die kennen ze beter dan ik. Dan maar hier links'. Ze rende het oude paadje op en struikelde bijna over een steen. Vond haar evenwicht weer en holde verder. Toen uit het niets doemde er een ruïne op. Ze had het nog nooit eerder gezien. Ze keek weer achterom en zag Saskia vaart minderde. 'Mooi nu alleen dat gebouw nog in' dacht Aura.
'Au', Aura wist het nog net de schreeuw te onderdrukken. Ze had haar hand aan een scherpe steen gesneden. Ze keek om haar heen. Haar ogen begonnen te wennen aan het donker. Het leek er op dat ze in een oud kasteel was beland. Er hingen overal spinnen webben en stof. Ze zag een deur dat boven uit de scharnieren was en liep er door heen. Ze kwam in een grootte zaal terecht. De troonzaal. Er hingen nog versleten schilderijen aan de muur en op de verhoging stond een troon. Recht achter de troon was een deur. Ze liep langs de tafels en banken om te kijken of de deur open was. Dicht. 'Hm waar zou een machtig iemand een sleutel bewaren? Meestal dicht bij zich. Maar die vorst is er niet meer dus even denken.' Haar ogen bleven hangen bij de troon. Ze liep er naar toe en keek onder het versleten kussen dat er op lag. Bingo daar lag een bronzen sleutel en een klein gouden sleutel ernaast. 'Gek' dacht ze. 'waar zou die gouden sleutel voor zijn'. Ze keek weer naar de deur. Een brons slot. Ze stak ze bronzen sleutel er in en draaide. Een goede harde duw en de deur vloog open.
Er zijn nog geen reacties.