Foto bij 4.2

Vanessa Ana Penn


Later in de week begon de zon al vel te schijnen op mijn huid, waardoor het al snel warm werd. Een zachte lente bries waaide door mijn bij elkaar gebonden haren. In de bossen waren nu het lekkerst om te gaan hardlopen, op de stranden was het te warm en op de wegen was het te druk. Ik geloofde dat als ik zou weten waar ik heen zou gaan, de weg kwijt zou raken. Maar toch bleef ik lopen in de bossen, richting het onbekende. De weg die mij misschien zou lijden naar het bekende. Toch leek alles zo bekend, alsof het ergens is terug gekomen. Op tv, in een boek of in de dromen die vele dromen iedere nacht. De kronkelige paden die een weg weergeven tussen de ondoordringbare takken. De vogels die zijn bekende lied zongen, zodat zij andere jaloers konden maken. En de zomerklokjes die zich rond april weer eens wat van zich laten zien. De zeldzame schoonheid, die zich soms laat zien. De houtsnippers van het pad hield op, alsof het einde is genaderd. Een blauwe zee van boshyacinten grensde aan het pad. Het was een hemels gezicht, alsof je in een andere wereld terecht gekomen bent. In al die jaren van hardlopen, paden volgen ben ik nog nooit zoiets tegen gekomen. De zon schitterde laag tussen de takken door, de zee van hyacinten leken hierdoor feller en nog mooier. Tussen de bloemen vloog er een insect opzoek naar nectar die hij kon benutten voor zijn overleving, voor het bevruchten van andere bloemen.
Ik liet mij rustig zakken op een open stuk veld, dat omringd werd door de bloemen. Alsof het gemaakt was om tussen deze planten uit te rusten. Het mos maakte de grond zacht en teder als een matras, waar je nooit vanaf zou willen. Ik nam heel het stuk bos in mijn op. Er waren om de paar meter een boom geplaatst, die schaduw moest bieden aan de tientallen bloemen om de boom heen. De bladeren hadden een groene kleur, zonder enig onevenheden. Het was de puurheid zelf. Ik sloot mijn ogen en dacht aan het feit dat hier oké was om vandaag niet oké te zijn. Aan het feit dat eigenlijk alles nu even niets uitmaakte. De Jennifer’ s, of de vervelende opmerkingen van meneer Hilson, of de leeg hoofden van het project. Alsof vandaag op dit moment de tijd voor enkele seconde, minuten of uren stil stond. Net of een meisje haar eerste kus krijgt van een jongeman, of een jongen eindelijk zijn eerst vlucht kon maken als piloot.
Ik zuchtte diep en snoof vervolgens de lucht van bloeiende bloemen en andere lente geuren in. De geuren die mij liet denken aan vroeger. Aan de tijd dat we voor het eerst in jaren onze paden lieten scheiden en iedere in een andere klas werd geplaatst. Het waren in het begin moeilijke tijden, het leek wel of we met geweld uit elkaar werden getrokken. Aan het feit dat we elkaar niet mochten zien. Maar de dagen gingen voorbij, toen wij realiseren dat we elkaar nog steeds zouden zien en horen. De geur deed mij ook denken aan de eerste werkweek zonder mij zus. Die dagen heb ik nog nooit zoveel tranen laten zien in mijn hele leven, jongeren van mijn leeftijd zeiden dat ik mij aanstelde, maar niemand kon weten hoe ik mij die dag voelde. Verslagen, aan het feit dat ik niet meer aan haar zijde kon staan bij iedere les, iedere gebeurtenis.
Ik sperde mijn ogen weer open als ik geritsel hoorde bij de bossen, meters verder van waar ik bevond. Ik kneep mijn ogen samen om mij te kunnen focussen in wat daar voor mij kon bevinden. Misschien maakte ik eindelijk mee dat er een hertje voor mij bevond. Ik hoopte natuurlijk niet dat er een beer voor mij ging verschijnen.
Het leek wel of ik uren vooruit tuurde, zonder enige bewegingen leek op te nemen. Alsof het geen dat daar stond verdwenen was.
Ik liet mij weer vallen en sloot mij ogen weer om nog even van te genieten van deze plek. Maar de rust die ik eerst had, leek zich niet meer terug te kunnen keren. Het leek of het meteen verdwenen was nadat ik mijn ogen geopend had, alsof dat een deur geopend werd waar rust enkel een kinderverhaal was voor kinderen bij het slapen gaan.
Weer sperde ik mijn ogen open, het was dit keer niet de nieuwsgierigheid dat mijn lichaam overspoelde, het was angst. Angst dat je lichaam volgde in de schaduwen, die je stiekem naar zich toe trok en niet meer liet gaan. Moeizaam stond ik op, nog steeds kijkend naar de plek waar ik iets hoorde bewegen. Nieuwsgierigheid vertelde mij om er heen te gaan, terwijl angst mij tegenhield. Maar ik wilde doolgraag weten wat daar was en liet de nieuwsgierigheid mijn lichaam besturen. Ik kwam langzaam in beweging, het duurde even voordat ik op een normale looppas er heen liep. Na enkele meter hield ik op. Was alles een verbeelding geweest? De geluiden of de schaduwen tussen de bosjes. Ik wilde roepen maar er kwam niets uit mijn geopende mond. Schuifelend liep ik veder, alsof ik daarnet een gevaarlijk wezen ontdekt had. Na enkele seconden stond ik stil op de plek, waar ik de schaduw vond. Het was leeg, of hier niets geweest was. De leegte die je voelde nadat je verslagen was borrelde in mij op. De prachtige natuur had dus zo haar geheimen die ze niet graag deelde. Maar ik wilde weten wat mij al die tijd in de gaten hield. Was het een dier? Of een persoon die mij al de tijd volgde? Misschien zou ik er nooit achterkomen. Ik keek nog een keer in het rond, van de wortels die in de grond geplant waren tot de toppen die naar de zon reikte. Alles leek weer zo vredig als toen het was voor ik hier voor het eerst aan kwam. De vrede dat nooit weg wil.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen