De eed blijft je achtervolgen
Heey heey lieve lezers,
hier is weer een nieuw hoofdstukje.
ik hoop dat jullie het kunne vergeven dat het zo lang geduurd heeft. het ging niet volgens plan,
hier is weer een nieuw hoofdstukje.
ik hoop dat jullie het kunne vergeven dat het zo lang geduurd heeft. het ging niet volgens plan,
12: De eed blijft je achtervolgen
Natuurlijk was niet iedereen even vast beraden als Fëanor om de drie Silmarillen te stelen die Angel beweerde te hebben. Maglor, Fëanors tweede zoon, zat op een bank zijn harp te spannen en probeerde een paar tonen uit.
De jaren dat hun eed stand had gehouden had hem misselijk gemaakt. Ja, misselijk en uitgeput. Gelukkig konden ze nu genieten van rust.
'Hebben jullie niets beters te doen?' vroeg Maglor zonder op te kijken. Uit zijn oog hoeken zag hij net twee donkere haren uit steken. Isildúr en Isilion, waarschijnlijk. hij moest wel lachen, de twee zonen van Angel hingen de hele dag al om hem heen, hun jongere broertjes Beren en Barahir hadden zich tevreden gehouden met Amros en Amras. Die het maar wat leuk vonden om de jonge kinderen wat te leren.
Heel even bleef het stil, en Maglor kon de twee zachtjes tegen elkaar horen fluisteren van achter de bank.
'Nee, meneer Maglor.'
'We waren alleen nieuwsgierig,'antwoorden de tweeling broer. 'We wilde u echt niet storen.' Nog voordat Maglor kon reageren waren de twee de woonkamer uit gerent. Hoofdschuddend keek Maglor de twee jongens na. ‘Gekke kinderen.’
Hij lachte eventjes voordat hij weer naar zijn harp keek, maar hoewel zijn vingers de snaren raakte klonk er geen geluid door de kamer, want terwijl hij voor zich uit staarde doken herinneringen aan twee zwart harige jonge elven voor zijn geestesoog.
Elros en Elrond, de jonge elfen over wie hij en Maedhros zich hadden ontfermd na een mislukte aanval op hun huis bij de havens van Sirion. Terwijl hij en Maedhros het bos rond de haven verkende hadden ze een waterval ontdekt waar de twee broers aan het spelen waren, maar zodra de tweeling hen in het oog kregen trokken ze zich terug. Elros verschuilde zich achter zijn broer en Elrond liep dapper naar voren.
"Ga weg,"had hij gezegd. "En laat ons alleen."
En terwijl hij hen zo zag, angstig en alleen, Maglor kon het niet beschrijven, maar hij wilde hen beschermen, warmte en liefde geven. Hun de tranen drogen en de verschrikking van de nacht verdrijven.
En...
'Alles goed,Kanafinwe?'
Met een schrik keek Maglor op. Hij was zo in verdachten gezonken dat hij zijn broer niet binnen had horen komen. In de deur opening stond Maglors tweede broer, Celegrom, de zilver harige elf stond met zijn handen over elkaar tegen de deur post geleund. Een kleine glimlach lag op zijn lippen maar de vrolijkheid spatte er niet van af en Maglor wist dat hij hem stond uit te lachen.
'Ook een goede morgen, Celegrom,'mompelde hij maar als reactie. 'Goed geslapen?, ik zie dat je eindelijk Angel's dochter van je af hebt kunnen schudden.'
Celegroms glimlach smolt als sneeuw voor de zon. Sinds hij uit bed kwam werd hij geschaduwd door Angels dochter.
‘Ik kom maar niet van haar af.’ Met een zucht van vermoeidheid zakte de zilverharige elf op de bank. ‘Ik snap ook niet wat ze van me wil.’
‘Ze vind je leuk Celegrom,’
Van uit de deur opening liepen twee roodharige naar binnen. Amros en Amras, de tweeling en jongste broers van Maglor en Celegrom, en achter hen liepen Barahir en Beren op een drafje met hen mee. Beide elfen hadden een grijns van oor tot oor. Ze wisten natuurlijk dat Celegrom en Curufin ooit hadden geprobeerd om Thingol, een elven koning uit Doriath te dwingen de hand van zijn dochter aan Celegrom te geven, maar wat niet was gelukt.
‘Je zou blij moeten zijn, nu is er eindelijk een knappe vrouw die je leuk vind. Ik zou het eens overwegen Celegrom.’ Grinnikte Amros terwijl hij op de bank ging zitten en Barahir op zijn schoot nam.
‘Ja,’ viel Amros bij terwijl hij het voorbeeld van zijn tweelingbroer volgde en Beren op schoot nam. 'Ik bedoel, ze is natuurlijk wat jong en sterfelijk, maar ze komt uit een nobel geslacht. '
Amros wilde nog wat zeggen, maar Celegrom wierp een woedende blik op zijn jongere broer, Maglor zuchtte even en schudde zijn hoofd.
'Laten we nu geen ruzie maken. We zijn nu hier en moeten maar het beste va n maken. Onze vloek, onze haat en ellende die we hebben veroorzaakt moeten we nu aanvaarden.'
En daar viel gelijk de pijnlijke stilte. Natuurlijk was hun eed een pijnlijke plek, een bittere nasmaak die ze alle nog konden proeven, Zelfs Fëanor, die zich op de zolder elke hoek aan het uitkammen was en even in elkaar zakt en huilde, voelde dat hun eed alles van hen had afgenomen dan dat het iets had opbracht. En elk van de Noldor vervloekte zich zelf voor hun blindheid. Maar ook al zouden ze het niet toe geven, en met zijner tijd aanvaarden.
En terwijl iedereen in gedachte zat, Fëanor op zolder, Maedhros op de slaapkamer van zijn vader, Caranthir bij het meer, Curufin aan het rand van het bos en Maglor, Celegrom, Amrod en Amras in de woonkamer, had Angel haar resterende kinderen op de elfen afgestuurd. Aragorn naar zolder, Angel naar de woonkamer, Isilion en Isildúr naar het bos en het meer. Niënor had aangeboden om Maedhros te halen.
'Een nieuwe dag begint,' Angel keek Túrin aan terwijl hij haar hield met tafel dekken. 'En we mogen hem niet verspillen.'
'Inderdaad vrouwe,' Túrin keek even naar het bord voor zich en toen weer terug. 'Ik ben blij met deze kans, vrouwe, Ik had nooit gedacht dat ik ooit nog mijn kleine zusje zou zien. Wat er allemaal in de bossen van Brethil was gebeurd.'
Met een brok in zijn keel keek hij weg, hij wilde niet voor zijn gastvrouw in huilen uitbarsten. Angel keek hem medelevend aan.
'Ik heb gehoord wat er in die tijd was gebeurd, Túrin, Morgoth's vloek was meest... meest.... Ik heb er geen worden voor om te beschrijven wat ik van die man vind. Maar ik beloof u dat u hier niet vervloekt zal worden en dat u hier genezing zal vinden als u daar behoefte aan heeft.'
Daar keek Túrin van op, en de verbazing ging al snel over in blijdschap. Hij voelde zich opeens een stuk vrolijker en begroete toen de Noldor prinsen één voor één terwijl ze binnenkwamen en aan tafel gingen zitten. Fëanor was de laatste en terwijl hij zijn tranen goed mogelijk had verborgen kon iedereen zien dat hij had gehuild. Maar niemand zei iets.
'Een goede morgen Fëanor,'groeten Angel hem met een glimlach. Ze hoopte dat na een goede nacht rust Fëanor een beter humeur had, maar ze hoopte er niet op.
'Hmph.' Kwam er als antwoord terwijl hij ging zitten. 'Is er een rede dat u ons stoort in het zoeken naar mijn Silmarillen, vrouwe angel?'
'Nog steeds aan het zoeken?' geamuseerd keek Angel haar gast aan terwijl ze gebaarde dat iedereen kon beginnen met eten, Maar Fëanor gaf geen antwoord terwijl hij een broodje smeerde met boter en kaas. 'De rede, heer Curufinwë, is dat het een mooie ochtend is en dat we daar goed gebruik van moesten maken.'
Iedereen knikte instemmend. Caranthir, Amrod, Amras en Celegrom hadden veel zin om te gaan jagen. Maedhros en Maglor hadden het idee om het meer te bewonderen, Maglor nodigde Niënor uit om te gaan, in de hoop om haar en zijn oudste broer te koppelen. Niënor aanvaarde zijn verzoek opgewekt.
En daardoor kregen Amrod en Amras het idee om Angel, Beren en Barahir mee te nemen, na eerst hun gastvrouw te hebben verzekerd dat haar zoons en dochter in goede handen waren.
En na het eten en alles was opgeruimd, ging iedereen zijn eigen weg. Fëanor bleef nog even achter in gedachten terwijl zijn kinderen ieder hun eigen weg gingen. Ook Angel bleef achter alleen hoopte ze deze heethoofd een beetje te laten afkoelen, Maar na een paar minuten stond Fëanor op en liep de keuken uit en liet Angel alleen achter.
Reageer (1)
Wat leuk dat je weer hebt geschreven! En wat een awesome plaatje :"D
9 jaar geleden