Genre Schrijfwedstrijd Evergreen - Opdracht 1
Nadenkend keek ik naar mijn scherm. Het was moeilijk, ontzettend moeilijk. Het was gewoon niet logisch! Langzaam begon ik rondjes te lopen rond de hologramprojectie van de gebeurtenissen in de cellen. Met een luidde knal werd de deur opengesmeten. Jones kwam haastig de kamer in. Zijn hoofd was rood en het zweet liep hem het gezicht naar beneden.
"We hebben een probleem, professor."
Haastig begon ik mijn spullen te pakken, terwijl het alarm afging. “Maak je geen zorgen,” zei ik. Tegelijkertijd koppelde ik de geheugenmodule los van de rest van de elektronica en liet hem in mijn jaszak glijden. Het manshoge scherm aan de muur stopte met knipperen, waardoor het op slag een stuk donkerder werd in de raamloze kamer. Het meeste licht kwam van het hologram. “Ga terug naar de controleruimte.”
Jones bewoog geen centimeter van zijn plaats, waar ik hem met tegenzin voor moest respecteren. “Professor? Gaat u ergens heen?”
“Stel geen domme vragen, man. Doe wat ik zeg.” Ik kon Jones’ ogen in mijn rug voelen prikken terwijl ik mijn hand op de scanner legde om de vergrendelde lade te openen. Het loeiende alarm maakte me nerveus. Mijn vingers trilden toen ik de buisjes met bloedproeven in mijn andere jaszak propte. De labjas die ik normaal gesproken droeg had grotere zakken, maar zou te veel opvallen in de buitenwereld, wat ik me niet kon veroorloven als ik een realistische kans wilde hebben te ontsnappen met informatie die miljoenen waard was.
Ik draaide me weer om. Jones stond nog steeds onbewogen in de deuropening, een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen, waardoor ik me bijna schuldig voelde. Hij was altijd al iets meer assertief geweest dan de gemiddelde bewaker in dit complex. Een goede eigenschap, nu en dan, maar ook een erg gevaarlijke voor mensen wiens taak het was om blindelings te volgen.
“U gaat weg.” Het was geen vraag meer, dit keer. Ik nam dus ook niet de moeite te antwoorden.
“Ze hebben je nodig op je post,” probeerde ik.
“Nee. Ze hebben u nodig op uw post.” Hij gebaarde naar de hologramprojectie, waar ik opzettelijk niet naar keek. Ik wilde niet zien hoe mijn collega’s en de wezens die ik had ontworpen en grootgebracht elkaar afslachtten. “De bewakers beneden zijn overweldigd en in de minderheid. Ze gaan dood daar. Laat u die mensen in de steek?”
Nee, was wat er op mijn lippen brandde. Natuurlijk niet. “Ja,” zei ik hardop, want dat was de waarheid. Het minste wat ik voor deze eerlijke man kon doen was niet tegen hem te liegen, zoals te veel mensen om ons heen zonder schaamte deden.
Jones leek niet verrast over dit antwoord. Ik was bijna beledigd.
“Stap alsjeblieft aan de kant.”
“Er moet toch iets zijn wat u kunt doen? Er zijn vrienden van me daar beneden. De vorige keer dat een van de experimenten ontsnapte had u een of ander gas, toch? Gebruik dat.”
“Het spijt me van je vrienden,” zei ik, gemeend. Het was nooit mijn bedoeling geweest om onschuldige mensen hierin mee te trekken. Helaas ging het niet anders. Er moesten offers gebracht worden zodat ik de kans kreeg om uit te vogelen wat er niet klopte en uiteindelijk de ware schuldigen zou kunnen straffen. Zonder afleidingsmanoeuvre had ik geen enkele kans om weg te komen.
Ik zette een paar stappen, maar Jones maakte geen beweging om me erlangs te laten. Ik legde mijn linkerhand op zijn schouder. Hij sloeg mijn arm ruw weg. Mijn rechterhand kwam omhoog, met daarin het elektrische pistool dat ik ook uit de la had gehaald. Nu trilde ik niet meer.
“Jones. Doe geen stomme dingen. Je kunt nog weglopen en vergeten dat dit ooit is gebeurd.”
Hij leek nauwelijks geïntimideerd door het feit dat er een dodelijk wapen op zijn borst gericht was. “Dat moet u nodig zeggen. Ik wist wel dat u te gehecht was geraakt aan die rare dingen. U kiest de kant van die monsters!”
“Nee. Ik kies juist het tegenovergestelde.” Niet dat hij dat zou begrijpen, want zijn monsters waren mijn levenswerk en mijn monsters waren degenen die hem iedere maand betaalden voor zijn werk - en degenen die ik eigenlijk had willen raken toen ik de experimenten losliet, maar die de gevolgen waarschijnlijk hooguit in hun portemonnee zouden voelen. De wereld was geen eerlijke plaats. “Het spijt me dat ik geen tijd heb het aan je uit te leggen.”
Met die woorden haalde ik trekker over. Jones had niet eens de kans om meer te doen dan scherp naar adem happen, wat de meest barmhartige optie was die hij voor mij had overgelaten. Een dapper man maakte nog geen verstandig mens.
Er zijn nog geen reacties.