Hidden Past
Themawedstrijd - Opdracht 1: Proza
Behoedzaam liep ze door het bos. Het was al lang donker en de maan scheen griezelig door de kale bomen. Ze was niet meer gewend aan het akelige gevoel van de dood die over je schouder heen keek. Een rilling liep over haar rug. Ze hoefde alleen maar een klein pakketje af te geven en dan kon ze weer weg. Ze stond even stil. Dit was de plek waar ze hadden afgesproken.
Minuten lang stond ze daar. Angstig. Rillend. Ze vroeg zich af of ze wel op de goede plek was. Of ze niet te laat was. Ze keek op haar horloge. Maar de wijzers draaiden beangstigend snel tegen de klok in. Spanning en angst stroomde door haar aderen. Ze was bang, heel bang. Haar arm liet ze weer langs haar lichaam vallen.
Achter haar knapte er opeens een takje. Ze voelde zich meteen verstenen en kneep haar ogen dicht. Ze wilde niet zien wat er komen zou. ‘Je bent er.’ Ze herkende de stem die vlakbij haar oor had gefluisterd. Haar nekharen gingen rechtovereind staan en haar ogen sperden zich angstig open. Daar stond hij. De enige die haar kende. Écht kende. Hij snoof diep en ging met zijn handen langs haar armen. Toen pakte hij ineens haar handen en deed die recht voor zijn neus samen.
‘Ik ruik je angst.’ Bang deed ze een stapje naar achter. ‘Dat kan niet.’ Fluisterde ze schoor. Hij lachte gemeen en vreugdeloos. ‘Denk je dat nog steeds? Naïef meisje.’ Ze voelde hoe hij met zijn handen haar vingers streelde. Ze keek naar beneden. Ze zou bijna geloven dat het lief bedoeld was. ‘Waar is het?’ Vroeg hij terwijl zijn ogen strak op haar gericht waren. Ze probeerde haar handen los te maken uit zijn greep maar hij liet niet los. ‘I-Ik heb het bij me.’ Hij keek haar strak en beschuldigend aan. ‘Je hebt wát?’ Siste hij vlak voor haar gezicht. Hij duwde haar naar achter en draaide zich om. Zijn handen baanden zich een weg door zijn haar.
Ze kon niet bedenken wat ze fout had gedaan. Ze pakte het pakketje uit de binnenzak van haar jas. Voorzichtig deed ze een stapje naar hem toe. ‘Hier is het.’ In een ruk draaide hij zich om en met twee snelle stappen stond hij recht voor haar. ‘Stop het weg.’ Haar armen die waren uitgestrekt trok ze weer naar zich toe. ‘Maar.. Ik dacht dat ik hier was om het te geven.’ Zei ze met een angstig en dun stemmetje. Kwaad schudde hij met zijn hoofd. ‘Stop dat ding weg.’ Ze begreep het niet maar stopte het pakketje weer in haar jaszak.
‘Goed.’ Ze zuchtte opgelucht. ‘Nu meekomen.’ En hij pakte meteen haar pols en trok haar mee. Ze schrok en viel meteen. Ongeduldig trok hij haar weer omhoog en begon weer te rennen. Ze rende maar gewoon met hem mee. Ze wilde niet weten wat er zou gebeuren als ze niet luisterde. Opeens hoorde ze een paar struiken naast hun pad ritselen. Kippenvel verscheen op haar huid. Hij rende een paar meter voor haar en leek niks in de gaten te hebben.
Toen gebeurde het. Een gemaskerd iemand kwam voor hun op het pad staan. Hij had en lange cape aan en een grote kap op. ‘Geef het aan mij.’ Zei diegene zacht maar dwingend. De jongen voor haar schudde zijn hoofd. ‘Nooit.’ Fluisterde hij net hard genoeg om het te verstaan. De gemaskerde persoon deed dreigend een stap naar voren. ‘Goed dan. Je hebt er zelf om gevraagd.’ Meteen ketst een onvoorziene vuist tegen het gezicht van de jongen. Meteen viel hij op de grond. Geschrokken deed ze haar handen voor haar mond.
Het masker keek op en zag haar. ‘Dus je hebt een vriendinnetje.’ Zei het masker gemeen lachend tegen de jongen die op de grond lag. De persoon met het masker stapt over hem heen en loopt griezelig op het bange meisje af. Zweet begon bij haar uit te breken maar voor het masker bij haar kon komen, trok de jongen op de grond aan de broekspijpen waardoor het niet meer kon verderlopen. ‘Jij raakt haar met geen vinger aan.’ Siste hij. Toen sprong hij snel op en stortte zich op de gemaskerde persoon. Ze rolden over de grond. De jongen werd vaker geslagen maar dat leek hem niks uit te maken. Hij werd vol in zijn gezicht gestompt en kreeg daardoor een bloedneus maar hij voelde het niet.
Maar zij zag het wel. En ook al hadden ze elkaar maanden niet gezien en was ze bang voor hem, nog steeds had ze gevoelens voor hem. Ze kon niet aanzien hoe hij in elkaar geslagen werd.
Hij rolde met de gemaskerde over de grond en probeerde om de gemaskerde zo vaak mogelijk te raken. Maar ook hij werd vaak geraakt. ‘Ik wil weten wie je bent.’ Zei hij met een bloedneus en een blauw oog. Het masker lachte vreugdeloos. Maar toch lukte het hem. Hij trok het masker uit de kap.
Ze zag hoe hij het masker uit de kap trok en versteende. De ongemaskerde liet weer een angstaanjagende lach horen waardoor ze schrok. Met een groot gebaar pakte de ongemaskerde een mes onder zijn cape vandaan. Ze keek angstig van het mes naar de jongen. Ze snapte niet waarom hij niet wegdook. ‘Wacht!’ Schreeuwde ze snel vlak voor het mes zijn hart doorboorde. De persoon met het mes wachtte. ‘Wat.’ Zei hij ongeduldig. Snel pakte ze het pakketje uit haar zak. ‘Hier, dit wilde je hebben.’ En ze gooide het naar hem toe. Hij ving het behendig op zonder om te kijken.
Toen werd de jongen wakker uit zijn trans. Hij kon niet geloven wat ze net had gedaan. Alles was voor niks geweest. Ze had het pakketje veilig moeten houden. Hij had ervoor willen sterven. Een gemene lach vulde alweer de lucht. ‘Ik krijg áltijd wat ik wil.’ Toen dat gezegd was, doorboorde het mes alsnog zijn hart.
Degene met de kap drukt het mes door zijn hart. Ze viel hard neer op de grond en verborg haar gezicht in haar handen. Voetstappen kwamen dichterbij haar maar ze wilde niet opkijken. Een hand trok haar aan haar haar omhoog. Huilend stond ze op. Toen ze opkeek in de kap schrok ze. Ze versteende, net zoals hij die op de grond lag had gedaan. ‘Raak haar.. niet aan.’ Zei hij nog zwak.
De kap was leeg. Een onzichtbare kracht hield de kap in vorm. Ze snapte niet hoe het kon. De kap kwam dichterbij. ‘Onbeschrijflijk.’ Het geluid kwam uit de kap. ‘Dat is jouw mooie gezichtje nu.’ Ze kon alleen maar met open mond staren naar de lege kap. ‘Ik zal het makkelijk voor je maken.’ Ze voelde hoe handen haar keel omsloten en haar omhoog tilden. Ze spartelde maar kreeg geen lucht. Een geamuseerde lach vulde haar oren. ‘Ik ben de dood. En wie mij tegenwerkt,’ Hij lachte weer geamuseerd. ‘Wie mij tegenwerkt, die neem ik mee.’ Zwarte vlekken begonnen voor haar ogen te dansen. ‘Oh en trouwens,’ De kap kwam dichterbij haar gezicht. ‘Bedankt voor het pakketje.’ Met die woorden werd ze op de grond gesmeten. Ze hapte naar adem en zag hoe de dood de jongen meenam.
Toen ze weer op adem was gekomen, stond ze op en begon te rennen. Ze wilde weg uit het bos maar was verdwaald. Ze had het gevoel dat ze alleen maar dieper het bos in rende. Opeens stond de dood voor haar. ‘Wilde je voor me wegrennen?’ Zei de dood alsof dat grappig was. Ze schudde angstig haar hoofd. ‘Je had me het pakketje ook meteen kunnen geven.’ Ze stond met trillerige benen voor de dood. ‘Zal ik je straffen?’ De dood deed alsof het diep nadacht. Na een tijdje kwam er weer een gemene lach die moordlustig klonk.
Minuten lang stond ze daar. Angstig. Rillend. Ze vroeg zich af of ze wel op de goede plek was. Of ze niet te laat was. Ze keek op haar horloge. Maar de wijzers draaiden beangstigend snel tegen de klok in. Spanning en angst stroomde door haar aderen. Ze was bang, heel bang. Haar arm liet ze weer langs haar lichaam vallen.
Achter haar knapte er opeens een takje. Ze voelde zich meteen verstenen en kneep haar ogen dicht. Ze wilde niet zien wat er komen zou. ‘Je bent er.’ Ze herkende de stem die vlakbij haar oor had gefluisterd. Haar nekharen gingen rechtovereind staan en haar ogen sperden zich angstig open. Daar stond hij. De enige die haar kende. Écht kende. Hij snoof diep en ging met zijn handen langs haar armen. Toen pakte hij ineens haar handen en deed die recht voor zijn neus samen.
‘Ik ruik je angst.’ Bang deed ze een stapje naar achter. ‘Dat kan niet.’ Fluisterde ze schoor. Hij lachte gemeen en vreugdeloos. ‘Denk je dat nog steeds? Naïef meisje.’ Ze voelde hoe hij met zijn handen haar vingers streelde. Ze keek naar beneden. Ze zou bijna geloven dat het lief bedoeld was. ‘Waar is het?’ Vroeg hij terwijl zijn ogen strak op haar gericht waren. Ze probeerde haar handen los te maken uit zijn greep maar hij liet niet los. ‘I-Ik heb het bij me.’ Hij keek haar strak en beschuldigend aan. ‘Je hebt wát?’ Siste hij vlak voor haar gezicht. Hij duwde haar naar achter en draaide zich om. Zijn handen baanden zich een weg door zijn haar.
Ze kon niet bedenken wat ze fout had gedaan. Ze pakte het pakketje uit de binnenzak van haar jas. Voorzichtig deed ze een stapje naar hem toe. ‘Hier is het.’ In een ruk draaide hij zich om en met twee snelle stappen stond hij recht voor haar. ‘Stop het weg.’ Haar armen die waren uitgestrekt trok ze weer naar zich toe. ‘Maar.. Ik dacht dat ik hier was om het te geven.’ Zei ze met een angstig en dun stemmetje. Kwaad schudde hij met zijn hoofd. ‘Stop dat ding weg.’ Ze begreep het niet maar stopte het pakketje weer in haar jaszak.
‘Goed.’ Ze zuchtte opgelucht. ‘Nu meekomen.’ En hij pakte meteen haar pols en trok haar mee. Ze schrok en viel meteen. Ongeduldig trok hij haar weer omhoog en begon weer te rennen. Ze rende maar gewoon met hem mee. Ze wilde niet weten wat er zou gebeuren als ze niet luisterde. Opeens hoorde ze een paar struiken naast hun pad ritselen. Kippenvel verscheen op haar huid. Hij rende een paar meter voor haar en leek niks in de gaten te hebben.
Toen gebeurde het. Een gemaskerd iemand kwam voor hun op het pad staan. Hij had en lange cape aan en een grote kap op. ‘Geef het aan mij.’ Zei diegene zacht maar dwingend. De jongen voor haar schudde zijn hoofd. ‘Nooit.’ Fluisterde hij net hard genoeg om het te verstaan. De gemaskerde persoon deed dreigend een stap naar voren. ‘Goed dan. Je hebt er zelf om gevraagd.’ Meteen ketst een onvoorziene vuist tegen het gezicht van de jongen. Meteen viel hij op de grond. Geschrokken deed ze haar handen voor haar mond.
Het masker keek op en zag haar. ‘Dus je hebt een vriendinnetje.’ Zei het masker gemeen lachend tegen de jongen die op de grond lag. De persoon met het masker stapt over hem heen en loopt griezelig op het bange meisje af. Zweet begon bij haar uit te breken maar voor het masker bij haar kon komen, trok de jongen op de grond aan de broekspijpen waardoor het niet meer kon verderlopen. ‘Jij raakt haar met geen vinger aan.’ Siste hij. Toen sprong hij snel op en stortte zich op de gemaskerde persoon. Ze rolden over de grond. De jongen werd vaker geslagen maar dat leek hem niks uit te maken. Hij werd vol in zijn gezicht gestompt en kreeg daardoor een bloedneus maar hij voelde het niet.
Maar zij zag het wel. En ook al hadden ze elkaar maanden niet gezien en was ze bang voor hem, nog steeds had ze gevoelens voor hem. Ze kon niet aanzien hoe hij in elkaar geslagen werd.
Hij rolde met de gemaskerde over de grond en probeerde om de gemaskerde zo vaak mogelijk te raken. Maar ook hij werd vaak geraakt. ‘Ik wil weten wie je bent.’ Zei hij met een bloedneus en een blauw oog. Het masker lachte vreugdeloos. Maar toch lukte het hem. Hij trok het masker uit de kap.
Ze zag hoe hij het masker uit de kap trok en versteende. De ongemaskerde liet weer een angstaanjagende lach horen waardoor ze schrok. Met een groot gebaar pakte de ongemaskerde een mes onder zijn cape vandaan. Ze keek angstig van het mes naar de jongen. Ze snapte niet waarom hij niet wegdook. ‘Wacht!’ Schreeuwde ze snel vlak voor het mes zijn hart doorboorde. De persoon met het mes wachtte. ‘Wat.’ Zei hij ongeduldig. Snel pakte ze het pakketje uit haar zak. ‘Hier, dit wilde je hebben.’ En ze gooide het naar hem toe. Hij ving het behendig op zonder om te kijken.
Toen werd de jongen wakker uit zijn trans. Hij kon niet geloven wat ze net had gedaan. Alles was voor niks geweest. Ze had het pakketje veilig moeten houden. Hij had ervoor willen sterven. Een gemene lach vulde alweer de lucht. ‘Ik krijg áltijd wat ik wil.’ Toen dat gezegd was, doorboorde het mes alsnog zijn hart.
Degene met de kap drukt het mes door zijn hart. Ze viel hard neer op de grond en verborg haar gezicht in haar handen. Voetstappen kwamen dichterbij haar maar ze wilde niet opkijken. Een hand trok haar aan haar haar omhoog. Huilend stond ze op. Toen ze opkeek in de kap schrok ze. Ze versteende, net zoals hij die op de grond lag had gedaan. ‘Raak haar.. niet aan.’ Zei hij nog zwak.
De kap was leeg. Een onzichtbare kracht hield de kap in vorm. Ze snapte niet hoe het kon. De kap kwam dichterbij. ‘Onbeschrijflijk.’ Het geluid kwam uit de kap. ‘Dat is jouw mooie gezichtje nu.’ Ze kon alleen maar met open mond staren naar de lege kap. ‘Ik zal het makkelijk voor je maken.’ Ze voelde hoe handen haar keel omsloten en haar omhoog tilden. Ze spartelde maar kreeg geen lucht. Een geamuseerde lach vulde haar oren. ‘Ik ben de dood. En wie mij tegenwerkt,’ Hij lachte weer geamuseerd. ‘Wie mij tegenwerkt, die neem ik mee.’ Zwarte vlekken begonnen voor haar ogen te dansen. ‘Oh en trouwens,’ De kap kwam dichterbij haar gezicht. ‘Bedankt voor het pakketje.’ Met die woorden werd ze op de grond gesmeten. Ze hapte naar adem en zag hoe de dood de jongen meenam.
Toen ze weer op adem was gekomen, stond ze op en begon te rennen. Ze wilde weg uit het bos maar was verdwaald. Ze had het gevoel dat ze alleen maar dieper het bos in rende. Opeens stond de dood voor haar. ‘Wilde je voor me wegrennen?’ Zei de dood alsof dat grappig was. Ze schudde angstig haar hoofd. ‘Je had me het pakketje ook meteen kunnen geven.’ Ze stond met trillerige benen voor de dood. ‘Zal ik je straffen?’ De dood deed alsof het diep nadacht. Na een tijdje kwam er weer een gemene lach die moordlustig klonk.
‘Ja natuurlijk.’
Er zijn nog geen reacties.