Foto bij [NL] That escalated quickly

Cliché OTP-zit-opgesloten-in-een-lift fic die ik al lang geleden had moeten schrijven. :3
Met bonus We(a)sley(s) en bonus bonus Iederen Leeft Zonder Verdere Uitleg Hoe Of Waarom (tm). Én een titel die van een Tumblr meme komt, als triple bonus/blijk van mijn geweldige humor.

Het Ministry had meer dan twintig liften, maar natuurlijk kreeg George het op een of andere manier voor elkaar om de allerkleinste te kiezen. Percy vermoedde dat het in dit specifieke geval niet eens een bewuste keuze was. Dat maakte het alleen maar erger.
      “Ik denk dat ik op de volgende lift wacht,” zei Charlie, toen Fred, George, Percy, Ron, Bill en Ginny zich al zo gemanoeuvreerd hadden dat ze allemaal in de kleine cabine pasten, inclusief de twee onfortuinlijke passagiers die nog voor de vloedgolf Weasleys binnen waren gekomen. Percy vroeg zich af wat de gewichtslimiet was voor een kleine lift als deze, maar hij durfde niet om zich heen te kijken naar een bordje. De kans dat hij de kleine ademruimte die hij nog had kwijt zou raken als hij zich bewoog was te groot. Bovendien wilde hij niet van de knopjes weg bewegen, want hij vertrouwde er niet geheel op dat de tweeling niet een manier zou vinden om hen te laten stranden in het Department of Mysteries, zelfs al stopte de lift daar technisch gezien niet.
      “Oh nee,” zei Ginny. Ze greep Charlie en trok hem min of meer in een omhelzing. Percy had niet verwacht ooit zo’n levendig beeld te hebben van hoe een ingeblikt sardientje zich voelde. “Geen sprake van. We zijn al veel te laat en als we niet opschieten is pap straks al op weg naar huis. Bill, trek je achterste in zodat de deuren dicht kunnen.”
      “Er valt niets in te trekken aan mijn achterste,” zei Bill, een tikkeltje gekwetst.
      “Natuurlijk wel,” zei Fred. “We geloven in je.”
      “Het is goed om te weten dat jullie geen haar zijn veranderd sinds Hogwarts,” zei een niet-Weasley plotseling. Het was een paar seconden stil, terwijl iedereen probeerde op zijn tenen te gaan staan om over schouders en rode haren heen te kijken en een glimp op te vangen van wie er had gesproken. Toen was er een hoop geluid tegelijk. De tweeling joelde, de liftdeuren gleden dicht met een ding, Bill hapte geschrokken naar lucht toen bleek dat er toch nog iets viel in te trekken aan zijn achterste, en Wesley Westenberg zei grijnzend: “Hallo, familie bestaande uit bijna-naamgenoten.”
      “Wesley!” schreeuwde Fred, op ongeveer hetzelfde moment dat George vreugdevol “Oliver!” uitriep, veel te luid voor een ruimte die het formaat had van een bezemkast.
      Dat laatste was wat in het bijzonder Percy’s aandacht greep. Hij had al op het nummer van het juiste departement gedrukt, dus waagde hij het erop en schuifelde en duwde net zo lang tot hij een halve slag gedraaid was en niet meer met zijn neus tegen de muur gedrukt stond. In plaats daarvan stond hij opeens bijna neus aan neus met, inderdaad, Oliver Wood. “Oliver,” herhaalde hij, op een veel redelijker volume voor bezemkasten en misschien een klein beetje te veel als een zucht.
      “Percy,” zei Oliver, geheel in de traditie van het onnodig opnoemen van namen die ze leken te hebben gestart. Oliver glimlachte en Percy voelde zich een beetje duizelig, al kon dat ook te maken hebben met de snelheid waarop de lift bewoog. “Wat fantastisch jou hier tegen het lijf te lopen.”
      Er waren een hoop zeer uiteenlopende dingen die Percy van Oliver verwacht had, gebaseerd op de kennis die hij over hem had nadat ze zeven jaar een slaapzaal hadden gedeeld. Op die lijst stond niet bezit voorspellende gaven, maar toch leek dat het geval te zijn, want Oliver had de laatste lettergreep van zijn zin nog niet uitgesproken of de lift kwam met een ruk tot stilstand en Percy had zijn armen vol zongebruinde Quidditchspeler. Lopen had er weliswaar weinig mee te maken, maar er was zonder twijfel sprake van een situatie waarin lijven tegen elkaar kwamen.
      “Shit, sorry,” zei Oliver, waardoor Percy de dramatische gilletjes van zijn broers om hem heen niet eens hoorde, net zo min als Ginny’s luide gevloek. “Gaat het?”
      Het antwoord was ja. Percy was door de impact tegen de muur gesmakt met zijn rug, maar hij had zich niet bezeerd. Bovendien was Oliver onmogelijk nog dichterbij dan enkele seconden eerder en waren er aan beide kanten van Percy’s hoofd twee grote handen tegen de muur geplant die voorkwamen dat Percy ergens heen kon, zelfs als dat qua hoeveelheid beschikbare ruimte mogelijk was geweest. Percy was een stuk meer dan oké. Hij knikte zwakjes.
      “Waarom gaan de deuren niet open?” vroeg Ron, met een noot van hysterie in zijn stem.
      Percy knipperde een paar keer, kwam gedeeltelijk terug op aarde door zijn instinct om zijn jongere familieleden gerust te stellen, en verdraaide zijn nek om op het display boven het bedieningspaneel te kunnen kijken, dat een centimeter naast Olivers rechterpink in de muur zat. Het sprong wild heen en weer tussen whoopsydaisy en Department of Magical Accidents and Catastrophes. Percy was onder de indruk van het efficiënte gebruik van magische tekst om duidelijk te maken wat de situatie was, maar erg bemoedigend was het niet.
      “Ik denk dat we vast zitten.”
      “Geweldig,” zei Ginny, maar haar sarcasme ging bijna verloren omdat ze tegelijkertijd haar eigen haar uit haar mond probeerde te plukken zonder een elleboog in iemands borstkas te duwen. “Wat nu?”
      Percy maakte de fout om Oliver aan te kijken terwijl hij een antwoord probeerde te formuleren. Hij wendde zijn blik onmiddellijk weer op het plafond. “We kunnen niet veel anders doen dan wachten. Iemand van Magical Maintenance zal waarschijnlijk al aan de slag zijn met een oplossing.”
      Dit veroorzaakte een beetje commotie, waarbij Oliver een duw leek te krijgen van achteren. Olivers borstkas stootte tegen die van Percy voordat hij zichzelf weer kon opvangen. Percy legde automatisch zijn handen op Olivers heupen. Niet omdat hij dat graag wilde, maar omdat het de meeste ruimtebesparende oplossing leek die hem ter beschikking stond. Daar ging het immers om. Ruimte besparen.
      “Wes,” zei Oliver, “kijk uit waar je met je armen maait.”
      “Sorry,” zei Wesley. Over Olivers schouder trok hij grote, verontschuldigende ogen naar Percy. “Ik hoop dat Oliver je niet al te erg geplet heeft.”
      “Hé, wees voorzichtig met mijn broertje,” waarschuwde Charlie.
      Fred was het hier maar al te graag mee eens. “Behandel hem met veel zorg, Oliver. Percy heeft het net uitgemaakt met zijn vriendje.”
      Percy staarde nog wat harder naar het plafond. Het was een prachtig plafond, werkelijk. Zo buitengewoon… grijs. Een grijs dat er echt uitsprong in vergelijking met andere mengsels van zwart en wit. Dit was duidelijk het grijst. “Hij was niet mijn vriendje,” merkte hij op, want hoewel dat alleen tot nog meer plafondgestaar zou leiden, was het beter dan een stilte waarin hij helemaal niets zou hebben om zich af te leiden van Olivers nieuwsgierige blik op zijn gezicht.
      “Precies,” stemde George in. “Fred, dat zou je moeten weten. Hij was gewoon een man die regelmatig in Percy’s bed sliep.”
      Fred trok een verontschuldigend gezicht. “Sorry, Percy. Dat had ik inderdaad moeten weten.”
      “Oh, Merlin.”
      Ron klonk half onder de indruk en half alsof hij graag als enig kind zou zijn geboren. “Ik durf niet te vragen hoe je dat had moeten weten.”
      “We doen niets illegaals,” zeiden Fred en George tegelijkertijd.
      Bill zuchtte. Als oudste was het zijn taak te fronsen over de onthulling. Niet dat iemand het zag, want de meeste mensen stonden met hun rug naar hem toe, maar het ging om het principe. “Waarom krijg in de indruk dat jullie iets illegaals doen? Doe alsjeblieft niet iets illegaals met Percy. Mama zou jullie villen en dat is geen leuk verjaardagscadeau voor pap.”
      Oliver had zijn ogen nog steeds op Percy’s gezicht. “Ik dacht dat-” begon hij, maar hij stopte, te oordelen naar hoe rood hij opeens werd net op tijd om te voorkomen dat wat hij dacht zou worden gedeeld met een lift vol mensen die dat niet hoefden te horen. Niet dat Percy kon oordelen over hoe rood Oliver werd. Hij keek tenslotte niet. Plafond, plafond. Grijs. Wauw.
      Wesley klopte Oliver op zijn schouder, maar voorzichtig, dit keer. “Ik wijs mensen er niet graag op dat ik gelijk had, maar Ol, mijn vriend, ik had gelijk.”
      Percy had geen manier meer om te ontkennen dat hij wegkeek van het grijs. Olivers gepijnigde gezichtsuitdrukkingen op tien centimeter afstand waren veel te interessant. “Gelijk?”
      “Laat maar. Je weet hoe Wes soms is,” zei Oliver. Hij leek opeens te hebben begrepen wat Percy zo fascinerend vond aan het plafond.
      Ginny luisterde duidelijk niet. “Kom op, Percy, Oliver had een gigantische crush op je op Hogwarts.”
      “Dat is mijn tekst,” zei Wesley, ergens ver weg op de achtergrond.
      Nog verder weg was Charlie, triomfantelijk. “Ik wist het!”
      Het enige dat niet een grote afstand van Percy vandaan leek te zijn was Oliver, die het plafond had opgegeven en nerveus naar Percy’s neuspuntje staarde. Nerveus. Percy likte langs zijn droge lippen. Olivers blik zonk meteen een paar centimeter lager en Percy hoopte dat de vlinders in zijn eigen buik niet al te duidelijk aan zijn gezicht af te lezen vielen. “Is het waar?” vroeg hij.
      “Misschien,” zei Oliver.
      “Ja,” zei Wesley. Percy negeerde hem.
      “Je had iets kunnen zeggen.”
      “Ik dacht,” stamelde Oliver, “ik bedoel- Je was zo weg van Penny. Ik dacht dat je op meisjes viel.”
      “Dat is zo. Ook.”
      “Oh.”
      “Ik dacht dat jij op meisjes viel.”
      Oliver schudde zijn hoofd. “Ik val toch echt duidelijk op jou. Of tenminste tegen jou.”
      “Oh,” echode Percy.
      “Dus,” begon Oliver, een en al nonchalance, “die man die regelmatig in jouw bed sliep, is die er nog?”
      Het waren allemaal verschrikkelijke flirtpogingen, maar dat was oké, want Percy’s eigen antwoord was net zo verschrikkelijk. Hij zou later wel tijd vinden om door de vloer te zakken. Dat nu doen zou erg zonde zijn van het feit dat hij in zijn huidige positie de mogelijkheid had zijn handen iets omhoog te laten glijden van Olivers heupen en dat Oliver daardoor zichtbaar slikte. “Ik denk dat hij misschien tegenover me staat.”
      Het klonk alsof iemand zijn hoofd tegen de muur sloeg. Percy kon het alleen schelen dat diegene niet Oliver was. Oliver, tegen alle verwachtingen in die iemand met gezond verstand misschien zou hebben gehad, glimlachte alleen maar. “Wie weet.”
      “Mannen, zoek een kamer voor dat soort experimenten,” adviseerde Wesley. “Het liefst eentje zonder zeven andere mensen erin.”
      De lift schokte heftig, alsof hun gevangenis wilde protesteren tegen het idee dat een van hen ooit nog andere kamers zou zien. Het volgende moment bewogen ze een stuk vloeiender. Toen ze weer tot stilstand kwamen hield iedereen zijn adem in.
      Er klonk een tweede ding en Bill aaide bij de herinnering over zijn achterste. De deuren gleden open. Ze onthulden, naast vrijheid, een verbijsterde Arthur Weasley met een 50! feesthoedje op, die op de lift had staan te wachten. Als hij er nog bij in had gewild, had hij echter of minder kinderen moeten krijgen, of moeten crowdsurfen.
      Het was niemand precies duidelijk waar Fred het confettikanon had verstopt, en toch dwarrelden er plotseling overal stukjes gekleurd papier. “Fijne verjaardag! Ons eerste cadeautje is een nieuwe schoonzoon.”
      George liet een korte pauze vallen voor dramatisch effect. “Ik denk niet dat Percy het goed zou vinden als je hem uitpakt.”
      Percy had geen tijd voor een weerwoord. Hij had het veel te druk met Olivers mond op de zijne en hun gezamenlijke pogingen Wesleys advies in de wind te slaan.

Oliver en Wesley zijn trouwens gewoon op het Ministry om Helena op te halen, of zo. Laten we niet te veel over plot nadenken. :'D

Reageer (6)

  • Wiarda

    Oké, er zijn honderdtachtig redenen om van deze SA te houden, maar het is zeven uur 's ochtends en ik werd zojuist wakker met het geweldige nieuws dat ik vandaag voor gym in mijn pauze eerst een halfuur moet fietsen, dan twee uur moet fitnissen in een benauwde kamer en dan in mijn pauze weer terug moet fietsen, wat niet heel bevorderend is voor het humeur, maar deze zinnen maakten me toch bijzonder hard aan het lachen. (Mijn moeder is nu ook wakker, hoezee.)

    Het was een prachtig plafond, werkelijk. Zo buitengewoon… grijs. Een grijs dat er echt uitsprong in vergelijking met andere mengsels van zwart en wit. Dit was duidelijk het grijst.

    Plafond, plafond. Grijs. Wauw.


    Literair meesterwerk. :'D

    En oh my gosh, het feesthoedje. Stel je toch eens voor hoe rustig Arthurs verjaardag was totdat hij naar huis wilde gaan; gewoon wat koffie met taart met wat collega's, een suf feesthoedje die hij stiekem maar al te leuk vond want het was een Muggle hoedje, mensen die hem feliciteren in de hal... en toen stonden er opeens zeven kinderen, één aanstaande schoonzoon en een Wesley in zijn lift. Nou, gefeliciteerd. :')

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen