Hoofdstuk 4
Een ruzie, een ruzie tussen goden. Het schoot allemaal door me heen. Ik was net een dag jageres of er gebeurde al iets wat de wereld op zijn kop zette, handig. Laura kwam zitten en begon te vertellen. Er was een meningsverschil over het midden oosten. Hades vond dat hij recht had op de bodemschatten als god van de onderwereld, en Zeus vond dat hun daar recht had als koning van de wereld, en Poseidon steunde Zeus. Meteen was er een oorlog begonnen. Een groep genaamd IS begon aanslagen te plegen en mensen te ontvoeren, dat was wat stervelingen in ieder geval zagen. In werkelijkheid waren de leiders van IS kinderen van Hades die probeerden een zo groot mogelijk gebied te veroveren. Ook de Verenigde Staten en het westen hadden ingegrepen, dat dachten stervelingen, maar in werkelijkheid waren de leiders van die landen kinderen van Zeus, Poseidon en hun bondgenoten. Vrouwe Artemis was gegaan om haar vader te steunen en te helpen. En mijn vader vroeg ik meteen. Ook al had het me gisteren nog niet geboeid wat Apollo deed, nu ik bij een groep hoorde die aan de zijde van Zeus stond kon het beter niet hebben dat mijn vader Hades steunde. Apollo steunt ook Zeus zei Laura. Alle olympiërs steunen Zeus, alleen een paar mindere goden steunen Hades. Wat een opluchting. En nu, vroeg ik. We gaan niet naar Rome, maar waar dan wel heen? Sam keek Laura aan en die knikte. Meteen zag je dat Sam er niet blij mee was. We gaan naar kamp halfbloed. Een speciaal kamp voor halfgoden zei Laura. Maar waarom vroeg Sam. Omdat vrouwe Artemis mij dat heeft bevolen. Maar Laura je weet dat een ieder van ons die plek verfoeid. Ordes zijn ordes zei Laura, maar ook zij leek er niet blij mee. Maar hoe gaan we er dan heen, kwam ik tussen beide. Op dezelfde manier als wij hier gekomen zijn, met pegasussen. Dat leek Sam weer op te vrolijken, want ze straalde onmiddellijk. We liepen naar buiten. Ik kreeg de opdracht te wachten zodat de anderen de tenten konden opruimen. En over de snelheid van het opruimen was niks gelogen. Binnen twee minuten leek het als of er nooit iemand hier had gekampeerd. Een meisje van ongeveer elf jaar, Simona volgens mij floot. Meteen kwamen er twaalf prachtige pegasussen aan, een voor elke jageres. Ik had nog nooit zulke mooie dieren gezien. Ik kreeg de vraag of ik ooit had paard gereden. Dat had ik wel, maar dat is toch heel anders dan op zo'n dier? Paarden vliegen niet. Simona glimlachte alleen maar en zij dat ik het mocht proberen. We stegen allemaal tegelijk op, en ja het lukte. Ik straalde volgens mij van oor tot oor want Sam vloog naar me toe. Ze glimlachte en zei: Volgens mij hoef ik niet meer te vragen wat je er van vind. Geweldig, echt fantastisch antwoorde ik haar! Ik keek naar beneden. En zag water onder me. Waar zou dat kamp zijn? In de zee? Ik zat er niet ver langs we begonnen langzaam te dalen en landen op een eiland. Sam had me verteld dat dit eiland in de Noordzee lag en dat het niet ontdekt door stervelingen kon worden. Toen iedereen afgestapt was en de pegasussen waren weggevlogen. Liepen we met zijn alle door. Ik zag een mooi houten bord waar op geschreven was: kamp halfbloed.
Er zijn nog geen reacties.