Niemand weet, niemand weet...
Vlakbij het kasteel van de koning groeien struiken met heerlijke bessen. Je mag er eigenlijk helemaal niet komen maar omdat ik zo klein ben, lukt het me meestal wel om onopgemerkt langs de beveiliging te sluipen.
Wanneer ik op een avond weer bessen aan het plukken ben, hoor ik opeens gejammer. Ik sluip het kasteel in en zoek waar het geluid vandaan komt. De deur waarvan het geluid komt zit niet goed dicht en ik loop naar binnen. Binnen zit er een meisje te huilen. Het meisje is de dochter van een goede molenaar waar ik soms langskom.
‘Goedenavond molenarinnetje, waarom huil je zo?’ Vraag ik vriendelijk. Ze haalt haar schouders op en zegt bot: ‘Wat kan jou dat schelen?’ Ik voel me beledigd en wil weer weglopen maar dat is onbeleefd. ‘En als je het zo nodig moet weten, ik moet dit stro tot goud spinnen maar dat kan ik niet.’
Een plan vormt zich in mijn hoofd. ‘Wat geef jij mij, als ik het voor je spin?’ Het meisje haalt haar schouders op maar wanhoop is in haar ogen te lezen. ‘Kan jij stro tot goud spinnen dan?’ Ik knik. Het molenarinnetje kijkt om zich heen, op zoek naar iemand anders maar het blijft stil.
‘Goed dan, je krijgt mijn halsketting.’ Met tegenzin trekt ze het ding van haar nek en geeft het aan me. Ik stop het glimlachend in mijn zak en begin met spinnen. De hele nacht werk ik door tot zonsopgang, dan is het klaar.
Ik sluip weg met de halsketting en ren ermee naar de juwelierszaak. ‘Hoeveel voor deze halsketting?’ De man kijkt schattend naar de ketting. ‘Zestien gouden munten.’ Mijn ogen worden groot. Zo rijk zijn we nog nooit geweest. Ik pak het bundeltje met de gouden munten en loop weg, naar huis.
Eenmaal thuis laat ik de munten aan mijn vrouw zien. Ze is onder de indruk. ‘Hoe heb je dat bij elkaar gekregen?’ Ik vertel het verhaal en mijn vrouw luistert aandachtig. ‘Weet je, ik denk dat je vanavond ook maar naar het kasteel moet gaan.’ Ik knik. Dat was ik al van plan.
Na het eten ga ik weer naar buiten om bessen te plukken. Wanneer ik zo lang heb gewacht dat ik weer naar huis wil gaan, hoor ik opeens heel zacht gesnik. Weer ga ik het kasteel en de kamer met het meisje binnen. ‘Oh nee, niet jij weer.’ Kreunt ze.
Ik glimlach maar het kost heel veel moeite. ‘Wat krijg ik dit keer als ik het stro voor je spin?’ Het molenarinnetje kijkt weer om zich heen maar geeft dan toch haar ring. Ik neem het aan en begin weer met spinnen. Het duurt een aantal uren maar dat is het waard.
Als ik de gang uitloop hoor ik de koning nog net zeggen:
‘Hiervan moet je deze nacht nog goud spinnen. Lukt je dat, dan zal je mijn koningin worden.’
Ik ga weer naar de juwelierszaak en verkoop de ring voor twaalf gouden munten. Blij loop ik naar huis maar mijn vrouw zit verdrietig in een stoel.
‘Ach, vrouwlief, wat scheelt er?’ Ze pinkt snel een verloren traan weg.
‘Oh, ik wil zo graag een kindje maar die kunnen we niet krijgen.’
Snel loop ik naar haar toe en omarm haar. ‘Ik kan wel iets regelen.’
Die avond ga ik weer naar het kasteel waar ik het molenarinnetje al luid hoor snikken. Ik ga snel naar de volgende kamer. Het meisje zucht geïrriteerd maar zegt niks.
‘Wat geef je, als ik het deze laatste keer spin?’ Het meisje kijkt naar zichzelf. ‘Ik heb niks meer dat ik zou kunnen geven.’ Ik knik naar haar. ‘Beloof me dan je eerste kind als je koningin wordt.’ Ze trekt een vies gezicht maar belooft het dan toch waarop ik begin te spinnen.
Als ik klaar ben, ga ik terug naar huis. ‘Vrouwlief! Ik ben terug.’ Ze geeft me een kus als begroeting. ‘Hallo, hoe ging het?’ Ik trek mijn jasje uit en hang die aan de kapstok. ‘Een beetje pijn in mijn handen maar het gaat.’ Mijn vrouw pakt mijn handen en geeft twee kusjes op elke hand.
Na een klein jaartje is mijn vrouwlief ziek van het verlangen naar een kind. Ze slaapt nu rustig in bed maar is erg bleek. Opeens wordt er aan de deur geklopt. Ik sta op en doe de deur open.
‘R., de koningin heeft net haar eerste kind gekregen.’ Ik bedank hem en vraag of hij op mijn vrouw wil letten. ‘Tuurlijk, je kent me.’ Ik knik nog even voor ik de deur uit ga.
De poorten van het kasteel staan wagenwijd open voor de kraamvisites. En de geboortecadeau ’s natuurlijk. Ik loop naar binnen en richt me meteen tot de koningin. ‘Geef mij nu wat je mij beloofd hebt.’ De koningin schrikt en bied me alle schatten aan maar ik sla ze af. ‘Iets wat leeft is mij meer waard dan alle schatten van de wereld.’ Fluister ik. De koningin begint te huilen en ik krijg medelijden. ‘Goed, je krijgt drie dagen. Als je dan mijn naam weet, zal je je kind mogen houden.’ Met die woorden loop ik weg.
De eerste dag dat ik kom, noemt de koningin met de meest simpele en korte namen.
De tweede dag dat ik kom, geeft de koningin rare namen, maar niet de mijne.
Aan het einde van de tweede dag komt er een dokter langs voor mijn vrouw. Zijn uitslag is niet goed. ‘Uw vrouw zal het niet halen als ze niet snel krijgt wat haar hart begeert.’ Ik bedank de dokter en laat hem uit. Ik ga naar mijn vrouw die in bed slaapt.
Mijn handen leg ik om haar gezicht. Mijn vrouw is een stuk bleker dan twee dagen geleden en toen was ze ook al bleek. Ze opent haar ogen een beetje. ‘Hey.’ Ik glimlach. ‘Hey.’ Ze glimlacht terug. ‘Als de koningin er morgen niet achter komt dat ik Repelsteeltje heet, krijgen we het koningskindje.’ Ze glimlacht.
De derde dag dat ik kom, zegt de koningin namen die ze al heeft genoemd maar dan ineens: ‘Heet je soms Repelsteeltje?’ Ik schrik. ‘Dat heeft de duivel je verteld!’ Ik stamp op de grond, zo hard dat mijn rechtervoet door de grond zakt.
Ik weet dat ik mijn vrouw nu nooit meer kan redden. Ik kan niet zonder haar leven dus besluit ik het enige te doen wat zal werken: Ik grijp mijn linkervoet beet en scheur mijzelf doormidden.
Hoog in de wolken ben ik opgelucht. Geen verdriet, geen een moment zonder mijn vrouw.
Enkel liefde, harmonie en onsterfelijkheid.
Hier,
In de hemel.
Reageer (1)
Deze versie is véél mooier!
9 jaar geleden