After Life...
Ik zal nooit vergeten hoe het ging. Het zal nooit mijn gedachten verlaten. Het zit voor altijd in mijn hoofd. Ik zal er altijd aan denken.
Ik zal denken aan mijn lieve broertje. De persoon die er altijd voor me was. Hoe hij mijn naam schreeuwde, telkens als we gescheiden werden door het lot. En dit keer voor goed.
Er was geen pijn, er kleefde geen bloed aan me. Ik leek op iemand die niet net aan zijn eind was gekomen, op een gruwelijke manier. Maar toch was ik er niet meer.
Ik keek om me heen met gemixte gevoelens. Het was goed dat er niemand bij me was. Dat moest betekenen dat nog niemand de dood had gevonden. Daar was ik blij van. Maar het maakte me ook bang.
Ik kon niet ergens alleen zijn. Ik zal uiteindelijk langzaam gek worden. Ik wist niet eens waar ik was!
Ik keek om me heen en zocht. Ik zocht naar een teken van leven. En hoe meer ik om me heen keer, hoe sneller ik door begon te krijgen dat ik wel degelijk wist waar ik was. Ik was in een bos. Het bos waar we met onze tocht ook door heen waren gedwaald. Daar, waar we mee waren genomen door de Elven. Gevangen waren genomen in hun cellen. Het bos waar je het pad nooit mocht verlaten. Maar het pad was nergens te bekenen.
Het bos was anders. Bij ons eerdere bezoek had het bos anders gevoeld. De zon was niet te zien geweest. Het was donker geweest in het bos. Nu leek de zon gemakkelijk door het dikke bladerdak te schijnen.
Maar met welke reden was ik hier weer terug gebracht?
Had ik een opdracht meegekregen? Of was het toeval?
Ik liep rond terwijl er meer vragen in me op kwamen waarop ik het antwoord niet wist. En ik twijfel er sterk aan of ik de antwoorden ooit zal weten.
Ik wandelde langs plaatsen die ik herkende. Waar slechte herinneringen zich hadden gevormd in het verleden. Waar we aan waren gevallen door de gigantische spinnen, die ons bijna hadden opgegeten.
Maar eigenlijk, naast al mijn andere emoties, zou ik nu het liefst schreeuwen. Ik was dood. Ik zal nooit meer de lach van mijn kleine broertje horen en de strenge toon in de stem van mijn grootse oom.
Misschien kwam dat in een latere fase. Waarschijnlijk had ik eerst tijd nodig om de al bekende omgeving in me op te nemen. Om alle gebeurtenissen volledig tot me door te laten dringen. En proberen om de situatie te begrijpen, ook al leek dat een onmogelijke klus. Hoe kan ik ooit begrijpen waarom ik gedood was.
Ik was verzonken in mijn gedachten toen ik schrok van een zachte kreun achter me gevolgd door een stem die ik herkende en die mijn naam fluisterde.
Snel draaide ik me om en keek recht in de ogen van een persoon die ik door en door kende. Het blauw van zijn gewaad samen met de lange bruine haren die altijd voor zijn gezicht hingen.
Meteen draaide ik me weer om en keerde mijn broertje mijn rug toe. Tranen vormden zich voor de eerste keer in mijn ogen sinds ik hier was.
'Nee' fluisterde ik. mijn broertje kon mij onmogelijk hebben gehoord, zo zacht was mijn fluistering.
Als ik dood was en er verder niemand was geweest was, betekende dat, dat mijn broertje ook gedood was? Dat moest wel.
Het moest een grap zijn. Het kon niet waar zijn!
Ik draaide me weer richting mijn broertje met de overtuiging dat hij weh zou zijn. Dat mijn gedachten hem daar hadden laten staan, omdat ik hem zo ontzettend miste.
Maar ik had het fout.
Hij stond er nog steeds.
Paniek borrelde langzaam op.
Normaal gesproken zou ik blij zijn om bij mijn broertje te zijn. Nu absoluut niet.
'Nee dat kan niet!' schreeuwde ik naar mijn broertje. 'Hoe...' Maar ik kwam niet uit mijn woorden.
'Jij kan hier niet zijn. Jij hoort niet dood te zijn. Jij hoort te leven.'
Tranen stroomden over zijn wangen en verdwenen in zijn korte baard. Een baard waar ik soms jaloers op was.
Met overslaande stem ging ik door. 'Ik ben hier. Ik ben hier zodat jij hier niet hoeft te zijn, zodatjij kan leven. De troonopvolger kan zijn.'
Wanhopig keek ik om me heen en zocht naar verlossing. Het was een schok geweest toen ik besefte dat ik echt dood was. Dat ik mijn broertje en mijn oom, de andere dwergen , nooit meer zou zien. Maar nu mijn kleine, roekeloze broertje die om alles lachte, voor me stond, kwamen woorden me te kort.
Ik kon het niet geloven en wilde dat ook helemaal niet.
"Nee!' mijn stem verloor zijn kracht. Ik veegde snel mijn tranen weg, maar het had geen zin. Meteen werden we verplaatst door nieuwe.
Machteloosheid kwam naar boven.
Ik was er niet in geslaagd mijn broertje, van wie ik zo veel hou, te beschermen.
'Ik...' Mijn broertje stond voor me en had duidelijk moeite met de situatie. Hij keek niet om zich heen, maar bleef naar mij kijken. Met zijn bruine ogen die vol tranen stonden.
Hij deed een stap naar voren, wankelde even, maar liep al snel naar me toe.
Hij greep me beet en sloeg zijn armen dtevig om me heen.
'Ik... Het spijt me!' Ik hoorde hoe de stem van mijn kleine broertje trilde en voelde hoe hij naar adem hapte om nog iets te zeggen.
'Zo erg. Het spijt me zo erg!'
'Ssst, ik zou sorry moeten zeggen, Kili! Ik heb gefaald als broer. Jij bent hier omdat ik faalde. Ik kon je niet beschermen.'
Hij zei niets meer en ik zei ook niets meer. Ik pakte hem nog iets steviger beet en huilde met hem mee.
...
Ik voelde hoe mijn ademhaling weer naar normaal ging en voelde hem trillen onder mijn armen. Langzaa, vormde er een kleine glimlach op mijn gezicht.
'Ik kan je nog niet eens twee minuten alleen laten, of je raakt al in de problemen.'
Achter me hoorde ik geritsel van bladeren. Ik liet mijn broertje los en draaide me bliksem snel om. Ook deed ik een stap naar voren en ging beschermend voor hem staan.
Ik tuurde in de verte en probeerde de oorzaak van het geluid te ontdekken.
Al snel kwam er een gedaante tevoorschijn en ik slikte. Kili achter mij schrok hoorbaar.
Voor ons, stond de man naar wie ik, maar ook Kili, omkeek. Voor ons stond 'The King Under The Mountain.' Onze oom, Thorin.
Hij liep met sterke en zelfverzekerde passen naar de twee voor hem. Tot hij herkende wie er voor hem stonden. Zijn twee neefjes. Hij viel stil, terwijl gedachten door zijn hoofd spookten.
Hij was gebroken en kon niet terug denken aan het moment dat hij zijn neefjes zag dood gaan. Hij had gedacht hen nooit meer te zien, nu stonden ze voor hem. Fili nog steeds in zijn rol als beschermende broer.
'Thorin.' Hoorde ik van achter me. Kili's stem verbrak de vreemde stilte die er was gevallen.
Mijn broertje rende langs me heen en rende in ooms armen. Thorin zei niets en verwelkomde zijn jongste neefje met open armen. Tranen begonnen over zijn wangen te lopen. Ik verroerde me niet. Ik bleef staan op precies dezelfde plaats en keek naar Thorin met Kili in zijn armen.
Maar ik hoorde Thorins woorden.
'Het komt goed. Alles is goed, zolang we hier met zijn allen zijn. Weet Kili, maar ook Fili..,' hij keek naar de oudste van zijn neefjes, 'dat ik trots ben op jullie. Hoe jullie je er door heen hebben geslagen. Door dit alles. En onthoud dat ik van jullie hou!'
Nadat hij dat gezegd had liet hij zijn hoofd op Kili's schouder rusten en keek hij mij nog steeds aan, terwijl tranen zich weer een weg baanden over zijn wangen.
Er zijn nog geen reacties.