2014, Folkstone in Engeland op een kleine heuvel in het grote landhuis van Osfield. Het was een koude herfstochtend. De zon scheen door de halfopen gordijnen in het gezicht van Mort. Hij opende zijn ogen en knipperde een paar keer om te wennen aan het felle licht van de zon. Hij kwam overeind en rekte zich uit. De kou die door zijn kamer trok liet hem rillen. Hij keek naar het raam en door het kiertje van het gordijn kon hij zien dat het had gesneeuwd. Mort klom uit zijn bed en liep naar het gordijn. Toen hij het open trok zag hij tot zijn verbazing dat het raam op een kiertje stond. Vandaar dat zijn kamer zo koud was. Hij sloot het en trok de badjas aan die aan de deur van zijn kamer hing. Beneden hoorde hij al geluid en toen hij de kamer in kwam zag hij dat zijn oma – Marilyn – bezig was een ontbijtje te maken. ‘Goede morgen,’ zei ze met een glimlachje. Mort groette haar terug en nam plaats aan de grote eikenhouten eettafel waar zijn oma zijn ontbijt had klaar gezet.
Marilyn zorgde al voor hem sinds hij vijf was. Zijn moeder was bij zijn geboorte overleden en zijn vader was omgekomen tijdens een schietpartij op de legerbasis waar hij werkte.
Zijn oma trok haar jas aan. ‘Ik ga even de boodschapjes doen,’ zei ze en verliet de kamer.
‘Tot straks!’ riep mort. Ze was de deur al uit en hoorde het niet meer.
Toen Mort zijn ontbijt op had liep hij weer naar boven, naar zijn kamer. Hij kleedde zich dik aan en ging weer naar beneden. Daar trok hij zijn winterjas aan. Ook zijn muts deed hij op. Zijn oren werden altijd zo koud als het sneeuwde of gesneeuwd had. Hij liep de schuur in naar zijn fiets. Hij was van plan naar zijn vriendin te gaan.
Hij liep achteruit met zijn fiets in zijn handen, maar struikelde over iets. Hij had niet gezien wat het was, maar het zorgde er wel voor dat hij met fiets en al om viel. Met een kreun krabbelde hij onder zijn fiets vandaan. In zijn ooghoek zag hij wat glinsteren en hij keek meteen die kant uit. Een sleuteltje hing aan een spijker aan een kastje. Het licht van buiten viel er precies op.
In al de jaren dat hij bij zijn oma woonde had hij nog nooit dat sleuteltje gezien, en hij wist ook zeker dat die spijker nog nooit daar in dat kastje had gezeten. Hij kroop er naar toe, om het beter te kunnen bekijken. Het was een klein zilveren sleuteltje dat hem deed denken aan een dagboeksleutel. Hij haalde het van het spijkertje af en ging met zijn rug tegen het kastje zitten. Hij staarde even naar het sleuteltje dat in de palm van zijn rechterhand lag en vroeg zich af van wie het was. Hij kon zich niet herinneren dat zijn oma ooit een dagboek had gehad. Opa? Misschien had opa een dagboek, maar wat deed dat sleuteltje hier in de schuur?
Helemaal vergeten dat hij naar zijn vriendin Haley zou gaan, liep hij terug het huis in. Als dit sleuteltje hier lag dan zou het vast ook betekenen dat het dagboek dat er bij hoorde hier in huis moest zijn. Mort dacht even na. Zijn oma had vast het sleuteltje gevonden en opgehangen, dus als hij nou wachtte tot ze thuis was kon hij haar vragen waar het dagboek was. Hij wist echter niet wanneer ze thuis zou komen dus hij besloot alvast te zoeken. Hij vond dat de zolder wel een logische plek was om als eerste te kijken.
Hij holde de trap op naar het luik waar de trap van de zolder boven zat. Als hij de stok kon vinden dan kon hij het luik openen en de trap uitklappen, maar dan moest hij zich eerst herinneren waar zijn oma die stok had gelaten. Hij kon zich vaag herinneren dat toen hij klein was, ze de stok had verstopt, omdat hij altijd met zijn vrienden stiekem de zolder op ging. Marilyn wou dat niet meer hebben en had daarom de stok verstopt. Nadat Mort de zoektocht had opgegeven had hij er nooit meer naar gevraagd en daar had hij nu spijt van, want hij kon hem nu zelf gaan zoeken. Hij trok een paar kasten open waarvan hij dacht dat ze groot genoeg waren om de stok in te houden. Toen hij alle kastjes op de eerste verdieping had gehad wou hij het opgeven. Hij wou wachten tot zijn oma er was om er naar te vragen, tot de studiekamer van zijn opa in zijn gedachten kwam. Hij mocht daar nooit komen, dus dat was de perfecte verstopplek. Hij mocht er nog steeds niet komen en hij wou graag weten waarom niet. Alsof er iemand zou zijn die hem niet mocht horen, sloop hij door de gang naar de kamer. Hij had verwacht dat de deur op slot zou zitten, maar die ging tot zijn verbazing toch open toen hij de gekrulde deurklink naar beneden haalde. De geur van “oud” hing in de lucht van de kamer. “Oud” was de naam die hij gaf aan de geur van zijn oma. Het was een muffige geur, maar wel vertrouwd. Hij liep voorzichtig de kamer in. De vloer kraakte en hij schrok er van, al was dat niet nodig, want er was nog steeds niemand in huis die hem zou kunnen betrappen. Hij keek even rond om een goede plek te vinden om zijn zoektocht te hervatten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen