Proloog
Voorzichtig trok de kleine Hadassah haar schoentjes aan. Langzaam zonder lawaai te maken liep ze naar het kleine raampje. Het was diep in de nacht. Op dit tijdstip gaf alleen de maan je nog licht. Hadassah hield er van om naar de maan te kijken, alles leek magischer als de maan er was. Alles leek dan goed, voor even waren er dan geen zorgen. Totdat de zon weer opkwam en er weer hard gewerkt moest worden. Maar vooral wanneer de zorgen weer terug kwamen alsof ze nooit waren weg geweest. Zorgen over de Perzen die steeds dichter bij kwamen. Hadassah mocht dan nog klein zijn, dom was ze niet. Er kwam oorlog en zij wist het. Een ritmisch geklop op de deur wekte haar uit haar gedachten. Krakend ging de deur open, het hoofd van haar oom Mordechai verscheen om de hoek. ''Ben je klaar, dan kunnen we gaan''. Zonder te wachten op een antwoord liep hij al weer weg. Met een laatste zucht raapte Hadassah alle moed bij elkaar en liep achter Mordechai aan naar beneden. Een kleine groep mensen stond haar al op te wachten. Niemand zie iets, maar Hadassah kon de spanning voelen. Vannacht zou het gebeuren, ze zouden vluchten. Vluchten uit het dorpje waar ze was geboren en opgegroeid, het dorp waar ze zo van hield. Maar terwijl ze daar over na dacht voelde ze dat een warme hand de hare omsloot en haar een bemoedigend kneepje gaf. Met een dankbare glimlach keek ze op en terwijl ze hem zo aankeek wist ze dat ze Mordechai overal naar toe zou volgen, ook al betekende dat, dat ze haar dorp moest verlaten. En terwijl de rest van het kleine dropje in diepe slaap verkeerde verdween een klein groepje mensen, vluchtend voor de vijand. De vijand die ze niet konden ontvlucht. Dit kleine groepje keerde nooit meer terug.
Reageer (1)
Leuk, je hebt ook een fijne schrijfstijl
9 jaar geledenIk neem een Abo en je krijgt een Kudo