XI
De deur van de kerker gaat open. Ik knik naar de Alfa loop naar de trap. Plotseling pakt hij mij bij mijn arm vast en drukt mij tegen de muur.
'Als je hier wel mee te maken hebt dan vermoord ik je persoonlijk.' Ik knik en hij laat me weer los. Ik loop weer naar de trap en dit keer mag ik gewoon door lopen. Op de trap kom ik een jongen tegen. Meteen valt het me op dat het de zoon van Spike is. Hij kijkt me diep in mijn ogen en loopt dan snel weer verder. Ik kijk hem na maar dan weer verder naar boven.
'Hai, fijn dat ik nu zeker weet dat ik niet bevriend ben met een verraadster' zegt Alisia vlak achter me. Ik schiet in de lach.
'Nou fijn dat je me gelooft.'
'Waarom zou ik dat niet doen?'
'Nouja.... Ach weetje laat ook maar boeit niet.' Dit keer schiet zij in de lach. We lopen samen naar buiten en al snel zijn we weer in het huisje. Onderweg zijn hier en daar wat afkeurende blikken naar mij geworpen maar ik negeer het gewoon.
'Dus je bent onschuldig?' Iris en Alexander zitten aan de tafel.
'Had je gedacht van niet dan?'
'Een beetje,' zegt Alexander een beetje beschaamd.
'Ik niet hoor,' zegt Iris. Ze kijkt me blij aan. Plotseling merk ik dat ik rammel.
'Iemand zin in jagen?' Meteen staat iedereen op en lopen we naar buiten. Ik verander in een wolf tot de andere ook zijn verandert.
"Wedstrijdje," vraagt Iris in mijn hooft. Ik grijns.
"Natuurlijk." Ik zak door mijn voor poten klaar om te rennen. Iris doet het zelfde en we starten tegelijk. We komen tegelijk Bij de bosrand waarna ze nog harder gaat rennen. Ik probeer haar bij te houden maar al snel raak ik steets verder achter. Ik gooi nog meer kracht in de strijd en al snel voel ik alleen nog maar de wind die langs mijn vacht raast en de grond waar ik me steets harder van af zet met mijn poten. Al snel kom ik weer dichter bij Iris. Die plotseling remt en begind te grommen. Ik sta vlak naast Iris stil. Ik ruik een geur die ik eerder heb geroken. Ik zet mijn nekharen overeind en begin ook te grommen. Er komt een zwarte snuit door de struik tevoorschijn. Niet veel later staat een hele wolf voor ons. Ik zet mijn haren nog verder overeind als ik de ogen zie. Rode bloeddorstige ogen. Hij verandert in een mens.
'Wij komen hier voor een gesprek met jullie Alfa.'
"Wat moeten we doen," vraag ik aan Iris in mijn gedachten. Geen andwoord, inplaats daarvan verandert ze in een mens.
'Waarom?'
'Omdat we willen weten of jullie je al hebben overgegeven.' Er ontsnapt een grom uit de mond van Iris.
'Nou wat denk je zelf?'
'Dat jullie je overgeven,' zegt de jongen poeslief. In zijn ogen zie ik pure leedvermaak.
"Hou je kalm Elena, als je aanvalt word het alleen maar erger," zeg ik tegen mezelf. Ik hoor een takje achter mij knakken en daar verschijnt een tweede wolf met rode ogen. Ook hij kijkt moordlustig. Ik zie nog een wolf verschijnen en nog een en nog een. Na een paar seconden zijn we omsingeld. Ik voel hoe mijn angst steets groter word maar ik duw het weer weg. De wolven komen steets dichter bij en al snel kunnen we echt geen kant meer op. Ik slik en kijk bang om me heen. Iris blijft strak naar de jongen staren.
'Een gevecht zou oneerlijk zijn,' zegt ze tegen hem.
'Een oorlog is nooit eerlijk.' Alsof dat het teken was stormen alle wolven op ons af. Iris verandert in een wolf en valt de eerste aan. De jongen staart naar mij.
'Nog nooit eerder een echt gevecht mee gemaakt? Dan zal ik je wat leren!' In een sprong verandert hij in een wolf. Ik spring een stukje achteruit en kras met mijn klauw over zijn snuit. Ik wee dat hij er veel pijn heeft maar laat daar niks van zien. Ik haal nog een keer uit zonder succes. Hij staalt mijn pot weg en haalt uit naar mijn nek. Ik ontwijk hem op een haartje en val hem aan. Hij ontwijkt mijn aanvallen steets en gooit me dan tegen een boom aan. Ik voel hoe mijn ribben kraken. Maar sta dan gewoon weer op. Iris is inmiddels al overmeestert. Ik voel weer meer woede in mij opborrelen. Ik sta twintig meter van de jongen af. Hij rent naar mij toe en ik naar hem. Ik spring en kom bovenop hem terecht. Met grote halen haal ik zijn buik open. Dit keer hoor ik hem wel janken. Alleen de pijn maakt hem nog kwader en sterker.
"Elena dit ga je nooit winnen! Vlucht," schreeuwt Iris door mijn kop. Ik schuld mijn kop en blokkeer haar. Heel even let ik niet op en ik lig al tegen de grond. Hij haalt uit over mijn nek en slaat me dan met een klap bewusteloos.
P.O.V Alisia
'Ze zouden hier toch ergens moeten zijn zou je zeggen,' zegt mijn broer. Ik kijk naar hem. I haal mijn schouders op.
'Heb je gezien met welke vaart ze weg renden? Ze zijn vast al een paar kilometer verder.' Hij knikt en we veranderen weer in een wolf. We rennen nog een stuk verder tot ik plotseling de geur van bloed opvang. Geen herten bloed of wat dan ook, een geur bloed die ik eerder heb geroken bij de gevechten. Wolven bloed! Er gaat een rilling door mijn lijf.
"Ruik jij dat ook?" Ik kijk mijn broertje vragend aan.
"Ja wat is het?"
"Wil je niet weten......." Hij kijkt me niet begrijpend aan.
"Wolven bloed." Ik zie zijn ogen groter worden.
"Het zou toch niet..." Hij begint nog harder te rennen. Ik volg hem. We komen na een paar minuten rennen op een plek uit waar de varens en bosjes geplet zijn of onder het bloed zitten. Ik zie een paar plukjes witte haren liggen.
"WIE HEEFT DIT GEDAAN," brult mijn broertje in mijn hooft. Hij kijkt om zich heen en laat zijn neus zakken tot de grond.
"Hier heen!" Ik spring voor hem.
"We kunnen ze niet achterna, we moeten eerst de Alfa waarschuwen." Hij stoot zo hard mogelijk met zijn poot tegen de grond maar rent dan terug naar onze pack. Ik ren zo snel als ik kan achter hem aan. We komen pas na een uur aan waar we zo snel mogelijk naar de vila gaan. Vlak voor de deur veranderen we weer in een mens en stormen de trap op naar de werkkamer van de Alfa. Ik klopte op de deur en vrijwel meteen mochten we binnen komen.
'Meneer er is een aanval gewest.'
'Van wie,' vraagt de Alfa rustig.
'Weten we niet, we wouden gaan jagen met Iris en Elena tot hun een wedstrijdje wie het hardst kon rennen.'
'Wie wou dat?'
'Iris meneer, ze vroeg het via haar gedachten. Elena leek dat wel leuk en toen verdwenen ze in het bos. We gingen ze zoeken en vonden toen een plek met platte varens en allemaal bloed op de bosjes ook lagen overal plukken haar.' Hij kijkt zorgelijk uit het raam.
'Breng me er heen.'
'Het lijkt me handig als er ook een paar jagers mee gaan. Het is vlak bij de grens.' Spike knikt en roept mensen bij zich.
'Leid ons,' beveelt hij. We lopen naar buiten en veranderen in een wolf. Het duurd weer een uur voordat we er eindelijk zijn. De geur van bloed is nog steets duidelijk te ruiken maar het is wel zwakker geworden. Spike kijkt boos om zich heen.
'Hoe durven ze zomaar ons teretorium aan te vallen,' mompelt hij. Ik voel angst woede en verdriet met elkaar vechten om de macht te krijgen.
'Kom hier een kijken!' Roept een van de jagers. Achter het bosje waar hij staat licht een wolf. Ik herken de wolf niet. Zijn ogen zijn half open, zelfs na zijn dood staan de ogen nog vol met woede.
Er zijn nog geen reacties.