~ 007 ~ Zuko ~
Het was koud, veel te koud, maar hij zette door. De kap van zijn tuniek was tot ver over zijn ogen getrokken, zodat hij net herkend zou worden aan zijn litteken. Zuko wist niet of de mensen in deze vesting wisten wie hij was, maar hij wilde geen risico nemen. Bovendien liepen de Avatar en zijn vriendjes hier rond. Straks liep hij hen tegen het lijf.
Zuko ging nogmaals kopje onder en zwom toen naar een blok ijs dat, net als vele anderen, voor de grote muur van ijs dreef. Hij greep het vast en rilde weer. Het gaf hem enige houvast en hij peddelde naar de muur.
Hij wist dat hij gezien werd en dat was de bedoeling. Niet veel later werd hij opgetild door een grote golf waar hij niet uit kon wegzwemmen en even was hij bang dat hij te pletter zou slaan tegen de poorten. Twee watermeesters maakten de muren echter open zodat hij er doorheen spoelde en hij werd door watersturing uit het water gehaald.
‘Wie ben je?’ vroeg een mannenstem die een dikke bontjas droeg waar Zuko jaloers op was. Geen wonder dat ze het hier uit wisten te houden, dacht hij.
‘Ik –‘ Zuko aarzelde. Hij had de leugen maar half uitgedacht. ‘Ik ben schipbreukeling.’
Hij wist niet of hij geloofd werd, maar de achterdocht die ze tot nu toe voor hem koesterden, was in ieder geval nog niet groot genoeg om hem weer buiten de stad te zetten.
‘Ik kom uit het Aarderijk,’ voegde hij er aan toe. ‘Ik – ik heb dagen op zee gedreven…’
Er werd nog steeds gefronst en Zuko zag vanuit zijn ooghoek dat er meer mannen om hem heen waren komen staan.
‘Wijs hem zijn plaats,’ zei een van hen. Hij was niet veel ouder dan Zuko en leek nogal vol van zichzelf. Hij keek neerbuigend op Zuko neer, maar zei uiteindelijk niets.
Zuko moest zich inhouden om niet te protesteren toen hij geboeid werd. Ze vertrouwden hem niet, maar dat zou wel komen als hij zich gedroeg.
Het was minder koud dan buiten, maar de cel waar hij werd achter gelaten, had eveneens muren van ijs, al brandde er wel een kille vlam aan de wand tegenover hem.
Doormiddel van vuursturen, wist Zuko zichzelf warm te houden en hij adem de diep in en uit, terwijl hij koortsachtig nadacht.
Hij besloot dat het plan tot nu toe wel goed verlopen was, maar hij wist niet hoe hij nu verder moest. Hopelijk won hij hun vertrouwen en lieten ze hem vrij. In het meest ongunstige geval, zetten ze hem op een boot naar het Aarderijk, maar zijn oom zou de in- en uitvarende schepen in de gaten houden en hij zou niet van zijn bemanning gescheiden worden. Het was een kwestie van geduld…
Na enkele uren, waarin Zuko niet wist of hij wakker was of niet, werd er een bord dampende soep naar binnen geschoven, waar hij gretig zijn handen aan warmde. De soep bleef langer heet dan normaal, maar hij had nog geen behoefte om te eten.
Pas toen hij voetstappen hoorde, begon hij het goedje naar binnen te gieten. Het smaakte niet eens zo verschrikkelijk als hij had gevreesd, maar als ze dit gebied in handen kregen, zou hij dit voedsel direct laten verbieden… Als zijn vader zijn eer had hersteld tenminste.
‘Wie ben je?’ Het was de zelfingenomen jongen van daarnet weer. Hij had nog steeds zijn uniform aan, waaruit Zuko opmaakte dat hij een of andere goede functie in hun legertje bekleedde.
‘Rustig aan, Hahn,’ zei een andere, kalmere stem. De eigenaar kwam vlak achter de jongen aan. Beide mannen bleven op gepaste afstand van de tralies en Zuko deed geen poging om dichterbij te komen.
‘Ik ben Arnook, hoofd van de Noordelijke Waterstam,’ zei de oudere man. Hij had een paar diepe ouderdomsgroeven in zijn gezicht en een kort halvemaanbaardje. Hij klonk vriendelijker dan de jongen, waarvan Zuko vermoedde dat het zijn zoon was.
Hij knikte enkel, want hij verwachtte dat Arnook nog meer zou zeggen.
‘We willen weten wat er is gebeurd.’
Zuko had al verwacht dat hij die vraag nog eens kreeg en had er deze keer beter over na gedacht.
‘Er was een storm, dagen geleden. Ik ben overboord geslagen en het schip is gezonken.’
Hij vertelde dat hij hier naartoe was gedobberd en dat de boot vooral kolen en buidelkippen had vervoerd.
‘We krijgen hier niet veel gasten,’ gaf Arnook toe.
‘Met de komst van de Avatar is het hier net een hotel,’ hoorde Zuko Hahn ongenoegzaam mompelen.
‘Dat wilde ik niet zeggen,’ zei Arnook en Zuko hoorde de berisping doorschemeren in zijn stem. Hij richtte zich tot Zuko. ‘Je kunt blijven tot ons volgende schip naar het Aarderijk vertrekt.’
Zuko knikte. ‘Dankuwel.’
Reageer (4)
(:
9 jaar geledenOoooooh love Zuko
9 jaar geledenMeer Zuko!
9 jaar geledenI've waited a lifetime for this! WOOHOO!
9 jaar geledenGhehe, Buidelkippen. Ik moest best even lachen om de voorstelling die ik me van zo'n beest maakte .