“Sneller, sneller! Straks hebben ze door dat jullie ontsnapt zijn”, riep Areno luid. Het was hen gelukt om alle gevangenen van de vier drakenregimenten te bevrijden. Nu waren ze al bijna een dag in een hoog tempo aan het vluchten. Areno liep voorop met zijn draak Safron. En helemaal achteraan liep Halambra om de wat tragere mensen te helpen. Er waren maar 10 kinderen in heel de groep. De oudere mensen en zwangere vrouwen mochten samen met de kinderen op de rug van Safron rijden, terwijl Areno hem leidde. Alle mensen hadden terug moed gekregen omdat het bleek dat de tweede oudste zoon van hun leider nog leefde. In de verte doemde een redelijk groot woud op. Dat had Areno op een kaart zien staan. Het enige dat hem verontrustte, was dat alle kampementen op minstens 6 mijl van het woud lagen. Na nog een paar uur stappen bereikten ze het woud. Toen de eersten in het woud waren, begonnen de achtersten te lopen. Toen ze allemaal in het woud waren en de mensen van Safron waren afgestapt, vlogen ze elkaar in de armen. En plotseling hoorden ze een zacht geluid, dat aanzwelde tot een heus koor. Eerst vielen de oude mensen in slaap, daarna de kinderen en als laatste de gewone mensen. Safron begon hard te janken, ging liggen, legde zijn hoofd neer en ... bewoog niet meer. Areno en Halambra waren nog een klein tijdje bestand tegen het gezang, maar na een tijd viel Areno neer. Voordat Halambra neerviel, dacht ze dat ze Mercor zag, samen met Damar. En toen voelde het alsof ze in een diepe afgrond van duisternis viel.

Mercor kwam als eerste bij de groep mensen aan die de geesten in slaap hadden gezongen. Hij kende de meeste mensen, want ze waren de gevangen van het regiment waar hij zat. Maar er waren ook een heleboel andere mensen die hij niet kende. Hij wou naar een man gaan die al wat begon te bewegen, maar struikelde over een lichaam, waardoor hij hard op de grond terecht kwam. Toen hij beter keek, zag hij dat hij gestruikeld was over… Areno! Hij krabbelde overeind en begon hem wakker te schudden. “Areno! Word wakker!” riep hij dolgelukkig tegen hem. Na een paar tellen openden de oogleden van de jongen zich. “Wat... wie... Mercor?!” riep Areno stomverbaasd uit. Hij had alles verwacht. Mannen tot de tanden gewapend, draken die hen tot as verbrandden en zelfs spoken, maar Mercor? “Is Halambra bij jullie?” vroeg Mercor. Het enige dat Areno deed, was achter Mercor wijzen. Iedereen begon wakker te worden. Blijkbaar had het gezang minder effect op hen. Er stond iemand op, en die werd bijna meteen weer omvergeworpen door Damar, die schreeuwde: “Halambra!!”. Mercor en Areno stonden op en renden naar Damar. Areno bleef op een kleine afstand staan, terwijl Mercor en Halambra elkaar stevig omhelsden. Damar kwam stapvoets richting Areno, wiens ogen met tranen vulden. De laatste keer dat ze elkaar zagen, waren ze nog jong. Nu was Damar een jongeman, en Areno een volwassene. En zonder enige waarschuwing, sprong Damar letterlijk op Areno af. Allebei lachten en huilden ze van vreugde, net als Mercor en Halambra.

Safron keek versuft om zich heen. Het eerste wat hem opviel, was dat hij de geur van een andere draak rook. En toen zag hij hem ook. Een grote, groene draak kwam op hem af. Meteen stond hij in aanvalshouding. Hij was nog jong, om niet te zeggen, té jong om een gevecht aan te gaan met een veel oudere draak dan hij. Maar in plaats van te vechten, maakte hij een paar geluidjes. Voor mensen klonk het als grommen, maar voor Safron betekende dat ongeveer hetzelfde als: ‘Ik ben Kalo. We zullen elkaar nodig hebben om deze oorlog te winnen. Ik ben voortaan je meester.’ Meteen ontspande Safron zich, en gromde instemmend. Hij had het gevoel dat hij hem kon vertrouwen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen