Ritus kwam naar buiten, met achter zich aanlopend ... Areno! “Beste mensen, mag ik jullie aandacht? Er is goed nieuws! Ons leger krijgt er een soldaat bij! Hij heeft net de eed van belofte afgelegd”, zei hij op een luide toon. Luid gejuich steeg uit het kamp op. Halambra voelde een traan langs haar wang glijden. Areno heeft zijn kant gekozen. Toen ze rond keek, zag ze sommigen huilen, andere vloeken en weer anderen legde hun hoofd in hun handen. Ritus ging verder: “Vanavond zal ter eren van hem een feest plaats vinden!” Weer steeg een luid gejuich vanuit het kamp op. “Hij zal er niet bij zijn, want hij wilt, net als een echte drakenberijder, zo snel mogelijk een band op bouwen met zijn nieuwe draak.” De avond viel snel en een vrolijk rumoer vulde het kamp. Er stonden geen wachters, ze waren allemaal op het feest. Plotseling sluipt een gedaante tussen de kooien door. Het stopte net bij de kooi van Halambra. Halambra sliep licht, want slapen met haar verdriet was onmogelijk. “Halambra, word wakker! Ik kom je bevrijden”, fluisterde de gedaante terwijl die de poort open maakte. “Mercor, ben jij dat?” vroeg Halambra terwijl de gedaante de ketting van haar enkel deed. “Ben je dan echt zo hard verliefd op hem? En trouwens, ik ben tienmaal knapper dan jouw geliefde.” “Areno!” riep ze zacht terwijl ze hem omarmde. “Snel! Je moet me helpen de rest te bevrijden!”en beide gedaantes verdwenen in de nacht.

Joachim had het moeilijk om Damar niet overal de schuld van te geven. Zijn vader had spijt van wat hij had gedaan, en hij had het duel met Joachim opgeheven. Ook zijn moeder had het moeilijk om het feit dat Damar de vijand heeft helpen ontsnappen te verwerken. Florina, Alicia, Diana en Aznar probeerde de twee te troosten, maar niemand kon in de buurt van Nibian komen, die zich al sinds Damar’s verdwijning in haar tent opsloot. Joachim doolde rond in het lege kamp in de regen. Toen hij voorbij Nibian’s tent ging, zag hij in de schaduwen van het licht dat ze een tas aan het inpakken was. Meteen stormde hij haar tent binnen. Ze was vertrekkens klaar, en haar ogen stonden vastberaden. “Je was niet echt van plan om iets tegen ons te zeggen, hé?” zei Joachim. Vastberaden schudde ze haar hoofd. “Je mag niet weggaan. Moeder en vader hebben alle steun nodig, en als jij weg gaat, overleven ze dat misschien niet.” Plotseling stormde ze naar voor, en ze viel huilend in Joachims armen. Hij troostte haar en zei met medelijden: “Het is moeilijk, ik weet het. Maar ga niet weg, je weet dat Balaur over hem zal waken.” Snikkend knikte ze en ze omarmde hem nog steviger. “Balaur zal over hem waken”, herhaalde hij fluisterend, terwijl er een traan over zijn wang gleed.

Het kamp was goed verborgen in het woud. De huizen bestonden uit primitieve hutjes van hout in de bomen. De geesten keken verbaast naar de nieuwkomers, of de vlezigen (zoals ze hen noemen). Drachenkrieger, de leider, nodigde hen bij hem thuis uit. Zijn interieur zag er somber uit. Maar zijn huis was reusachtig, zodat zijn draak ook mee naar binnen kon. In tegenstelling tot de andere huizen stond zijn huis op de grond en wat afgelegen van de rest. Mercors moeder mocht als enige mee binnen gaan. Mercor zat een hele tijd naar haar te kijken. “Zo, en waarvoor zijn jullie hier als ik vragen mag? We hebben al lang geen vle... levenden gezien”, zei Drachenkrieger. In plaats van een heel verhaal te vertellen, vatte Damar kort samen: “Er is oorlog tussen de drakenrijders en de drakendoders. Zouden jullie ons misschien kunnen helpen om de oorlog te stoppen?” Alandra en Drachenkrieger keken hem aan alsof hij iets verkeerd had gezegd. “Denk je dat we dat niet weten?” zei Alandra, en het was Drachenkrieger die vervolgde: “Iedereen die je hier zag, van baby tot grote draak, iedereen is omgekomen tijdens de oorlog. Alleen hun geesten ‘leven’ nog. En als we jullie helpen, welke kant moeten we dan kiezen? De ene helft van ons zal zich bij de drakenrijders aansluiten, want hun haat is er nog steeds, en de andere helft zal zich voor de andere kant inzetten. Het beste is gewoon om ons er buiten te houden.” Mercor, die liever niets zei in het bijzijn van zijn moeder, zei “Je moet geen kant kiezen als je zelf een kant bent. Jullie kant is degene die een einde willen aan deze oorlog, en niet als grote overwinnaar er uit komen. Als we de meeste gevangenen uit de regimenten kunnen bevrijden, zijn we een groot leger met de geesten erbij.” Het werd stil. Alandra keek vol bewondering naar haar zoon. Hij had de gave voor leiderschap van zijn vader geërfd. Hij had gelijk. Wat de geesten wilden, was een einde aan deze oorlog. “Mmmh, je hebt inderdaad gelijk, Mercor. Maar hoe wil je dat dan doen?” Plotseling hoorden ze alle 4 een hoorn in de verte schallen. “Indringers...” zei Drachenkrieger.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen