“Wie ben je?” vroeg Damar. De jongen die naast hem lag was precies even oud als Halambra. Toen hij wou antwoorden, begon hij te hoesten. Damar stond wankel op en ging bij hem op bed zitten. Hij pakte zijn kom met water en gaf wat aan de jongen zonder naam. De jongen was recht gaan zitten. Hij pakte het water gulzig aan en dronk als een man die na een maand uit de woestijn kwam.
“Rustig aan! Straks verdrink je nog!” zei Damar met een zachte stem.
Opeens zette de jongen de kom neer en zei:
“Het is mij verboden om mijn naam te zeggen.”
Dat viel tegen voor Damar, dus (want hij wist niet dat ook hij zijn naam niet mocht zeggen) hij begon zich voor te stellen :
“Mijn naam is Damar, ik ben de jongste zoon van Purotus. Mijn zus Halambra werd ontvoerd door jullie en...”
“Ken jij Halambra?” zei de jongen en hij pakte Damar op bij zijn hemd.
De wachter Igor zag dat en hij sloeg de jongen uit bed.
“Ik moet je spreken Damar! Het is van levensbelang!” zei hij voor hij terug werd geslagen en bewusteloos neer viel.
“En jij jongeman, ik moet nu aan je vader melden dat de vijand je naam weet.” zei Igor en hij liep de tent uit.

“Ken jij de regels nog altijd niet! Het is V-E-R-B-O-D-E-N om je naam aan de vijand te zeggen!” riep Purotus tegen zijn zoon. Damar schaamde zich vreselijk voor wat hij had gedaan. Aan de ene kant verraadde hij zijn vader: hij had zich bekend gemaakt. En aan de andere kant heeft hij het lot van die jongen bepaald: morgen word hij samen met zijn draak gedood. Hij stond plotseling op en hij liep de tent uit (voor zover hij kon lopen). Zijn vader had hem voor de hele familie belachelijk gemaakt. “Damar, kom terug!” riep Purotus woedend. Damar ging die jongen, kost wat kost, redden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen