Who are you, you can tell me, don't you?

jij: morgen mam
mam: wie was er gister bij je
jij: zou het niet weten
mam: ok. ik moet gaan *kus op je wang*, ga optijd weg *en doet de deur dicht*

en toen at jij je ontbijd op en gin g ook naar school
op school gekomen word je aangeken, je snapt het niet. na een tijd komt er een jongen naar je toe.
HIJ: mijn broertje heeft de zelfde tas.
jij dacht, shit ik heb de tas van mijn neefje gepakt
en je loopt weg naar je kluis en doet hem daar in.
*je ging naar je les en volgde die gewoon*
na school ging je je presentatie verde maken.
voor de rest ging de dag hetzelfde als gister
en om 10 uur moet je weer naar bed

p= die persoon
m= jij

P: ik ben er weer
m: hoi, hoe heet je
p: ehm , jack
m: leuke naam en hou oud ben je
p: ik ben 17
m: ok, ben je dood
p: nee,
m: hoe kan dat dan
p: ik kan mijn geest transporteren als ik slaap
m: en waarom ik
p: zou ik ook niet weten >(zeg ik jou niet )
m: en nu echt, wat is je naam
p: ehm
m: zie je, je loog net want je weet je naam niet meer.
p: ik vertel het wel een keer, vertel wat over jou
m: nou ok, ik ben maisa en ik ben 16, en ik doe vmbo talen.
p: daarom kun je zo goed Duits zeker
m: ja, dat is mijn beste vak
p: stoer
m: danke
p: niets te danken eh
m: jij bent zo lief
p: dankje
m: het is echt zo
*en jullie gesprek ging zo nog een tijdje door*
om 12 uur ging hij weer weg, en jij ging slapen.