06
"Opstaan, jongens!" hoor ik iemand nijdig zeggen. Langzaam open ik mijn ogen. Het felle licht blokkeert een paar seconden mijn zicht maar dan word mijn omgeving langzaam scherp. Om me heen zie ik honderden boeken. Even voel ik een steek van paniek, waar ben ik? Waarom ben ik niet thuis? Dan herinner ik me opeens weer alles. Boven me staat Yoora, ze heeft een sarcastische glimlach op haar gezicht. "Wat?" vraag ik met een ochtendstem. “Ik heb een brief voor je!” zegt Yoora, en ik voel een ondertoon van verontwaardiging in haar stem. “Een brief, voor mij? vraag ik verward, en opeens ben ik weer helemaal wakker. Yoora knikt “Loop maar even mee.” zegt ze en terwijl ze van me wegloopt geeft ze de slapende Soo een zachte schop tegen zijn been “Wakker worden, eikel!” zegt ze hard. Ik grijns wanneer Soo kreunend wakker word en dan chagrijnig om zich heen kijkt. Als hij ziet dat ik en Yoora opweg naar boven zijn staat hij snel op “Waar gaan jullie heen?” vraagt hij terwijl hij achter ons aan loopt. “Dae heeft een brief gekregen.” zegt Yoora vaag. Soo kijkt me vragend aan, ik haal mijn schouders op.
Eenmaal de trap opgeklommen komen we terecht in een kleine ruimte, maar door het vele daglicht dat naar binnen valt toch veel groter oogt dan het is. En als ik dacht dat ik zo ongeveer wel alle boeken had gezien, dan had ik dat mis, want ook in de woonruimte van Yoora gaat haar verzameling door. Rijen boeken zijn overal opgestapeld, op de meest vreemde plekken.
De muren zijn tot het plafond bedekt met grote, open ramen die een prachtig uitzicht bieden over de stad. In het midden van de kamer staat een oude, stoffige bank, die op de een of andere manier toch mooi aandoet. Naast de bank ligt een stapel boeken van wel 20 boeken groot, met daarop een dampend kopje koffie. Voor de bank staat een oud tv’tje met een antenne aan de bovenkant bevestigd. In een hoek van de kamer is een klein keukentje in elkaar geflanst. Met een gasfornuis, een kleine koelkast en een enkel aanrecht. Daarboven zijn twee houten kastjes met glazen ruiten aan de muur bevestigd, waardoor het bontgekleurde servies duidelijk zichtbaar is.
Yoora loopt vastbesloten naar een andere hoek van de ruimte, die ik nog niet had opgemerkt. In de hoek staat een houten, gammel ogende ladder die naar een gat in het plafond leid. Yoora wenkt me naar boven en terwijl ik achter haar aan de ladder op klim, merk ik dat Soo me op de voet volgt. Boven aangekomen beland ik in een piepklein zoldertje wat helemaal gevuld is met een eenpersoons bed met een kleurige dekbedovertrek en een witte, metalen kledingskast. Het kleine beetje licht dat de kamer vult komt van het kleine raampje dat open staat. Op de vensterbank zit een enorm dikke duif naar binnen te staren met zijn kleine kraaloogjes. Hij lijkt niet bang te zijn wanneer Yoora standvastig naar hem toeloopt.
“Kom!” zegt ze tegen me, ik staar haar wezenloos aan, met mijn voeten nog op de laatste sporte van de ladder. Ik voel een kleine tik tegen mijn enkel en ik werp een blik onder me. Soo staat ongeduldig met zijn voeten te trappen op een van de eerste sporten “Schiet op!” zegt hij pissig, en hij geeft me een duw tegen mijn achterwerk. Ik loop naar boven en volg Yoora naar de duif. Nu zie ik pas dat de duid een brief aan zijn poot heeft gebonden, waarop mijn naam staat geschreven. “Een of andere halvegare heeft een brief gestuurd via een postduif, en die halvegare weet wel dat je bij mij bent. Ik denk dus dat je die brief moet lezen en dan moet opdonderen, want als mensen erachter komen dat ik een voortvluchtige in mijn huis laat onderduiken, heb ik een probleem.” vertelt Yoora en haar stem is vastbesloten. Ik kijk weer naar de duif. Hij knippert met zijn ogen en kantelt zijn kop een beetje. Ik aai hem voorzichtig met twee vingers en probeer met mij andere hand de brief los te krijgen. De duif blijft doodstil zitten en maakt het mij erg gemakkelijk. Wanneer ik de brief eenmaal in mijn handen heb, maakt de duif een vreemd geluid en vliegt dan met grote slagen weer weg. Ik kijk hem verbijsterd na, tot dat hij een klein stipje in de horizon word. Dan kijk ik weer naar de brief. Aarzelend open ik hem en lees ik de woorden die er in een vluchtig handschrift op geschreven zijn:
Dae,
Ik heb hard hulp nodig, en jij bent de enige die mij die hulp kan bieden. Het leven van mij, van jou en van iedereen om je heen is in groot gevaar. Ik kan je niet meer vertellen, omdat ik zelfs de post niet vertrouw.
Ik vraag je nu om zo snel mogelijk naar Zuid-Korea te komen, naar de kleine stad Yeoncheon, vlak bij de grens. Ik snap dat dit een gevaarlijke en lange reis is, maar jij bent de enige die ons kan redden. Wil je je familie redden? Kom dan alsjeblieft naar me toe. In Yeoncheon zul je verdere instructies ontvangen.
Liefs,
Je grootvader
Reageer (4)
Het is werkelijk waar prachtig.
9 jaar geledenOhhh d'r opa leeft nog! Op naar Zuid Korea :')
9 jaar geledenGod, je bent zo goed. Ik vind je schrijfstijl zo prettig lezen. Snel verder!~
9 jaar geledenIk zou echt een hartaanval krijgen als ik die brief zou lezen en als ik Dae zou zijn... Gewoon te weten krijgen dat je grootvader die je nooit hebt gekend nog springlevend in Zuid-Korea zit... Aiaiai. Opnieuw een geweldig en vooral prachtig hoofdstuk, ik zal altijd met smacht wachten op het volgende!
9 jaar geledenDaarbij leest het ook fijn dat je de gehele kamer tot in de uiterste details beschrijft. Ik zie de kamer als het ware voor me, zo duidelijk is het beschreven! Opnieuw mijn complimenten ^^