Jo-ho-jo-ho the pirates live to me”, zong Purotus. Inderdaad, een goede nachtrust doet veel goeds. “Vader, vader! Hebt u al kunnen nadenken over de bogen?” riep Joachim hem toe. Och ja, de bogen! “Ja, ik heb er over nagedacht. We moeten alleen jonge takjes zoeken die goed kunnen buigen. Dan moeten we aan de uiteinden een touw strak binden en dan hebben we een boog!” Dat idee kwam zomaar in zijn hoofd op. Nu was het al 3 dagen geleden dat Halambra ontvoerd werd. “Ooo, wat mis ik haar toch. Halambra, waar zit je toch!” zei Purotus met een zucht. “Maak je maar geen zorgen over Halambra, Purotus. Ze redt zich heus wel”, zei Laila. Toen kwam Damar, de jongste van de 4 zonen. Hij zei: “Van Joachim moest ik zeggen dat we al 200 pijlen hebben gevonden en hersteld, 140 dolken zijn er gemaakt en 150 zwaarden zijn gesmeed. Is dat genoeg?” Purotus stond versteld. Hij liep naar een afgezaagde boomstronk en ging er op staan. “Beste mensen, ik ben enorm fier dat jullie de hele nacht hebben gewerkt. 200 pijlen zijn volgens mij al genoeg. 140 dolken zijn perfect en 150 zwaarden is al bijna te veel! Wat zou ik zonder jullie moeten? Nu moeten jullie alleen nog bogen maken. Omdat jullie zo goed hebben gewerkt, mogen jullie morgen een dag vrijaf nemen”, zei Purotus, die erg blij was. “Wij doen het voor onze mannen en vrouwen, en voor uw dochter, Halambra”, zei een van de werknemers. Toen Purotus van de boomstam afstapte, kwam Damar op hem afgelopen en omhelsde hem. “Ga de mensen maar helpen met soepele takken te zoeken”, zei Purotus. Hijzelf ging naar de touwmakers en zei: “Maak touwen die je voor de bogen gebruikt. Probeer er zoveel te maken als je kan.” Hij ging toen ook touwen helpen maken. “Jo-ho-jo-ho the pirates live to me!” zong Purotus terwijl hij hielp met touwen te maken.

Kalo begon aan Halambra te snuffelen. Opeens ging hij langs haar been liggen en stapte tegen haar aan als een poes. “Blijkbaar vindt hij je leuk”, zei Mercor, die bijna zat te lachen. “Krab maar achter zijn kop, dat vindt hij leuk.” Zelf gaf hij het voorbeeld. Kalo zat te spinnen van genot.
Toen Halambra er ook nog eens bij begon te krabben, lag hij bijna dood van genot. Opeens raakt Halambra de hand van Mercor. Meteen trok ze haar hand terug. Mercor had er blijkbaar niets van gemerkt. Dat dacht Halambra. Maar in werkelijkheid had Mercor er wél wat van gemerkt. Bij drakenrijders zie je niet dat ze rood worden. Mercor mocht van geluk spreken dat hij een drakenrijder was, want hij werd vuurrood van verlegenheid. Gelukkig kon hij zich rustig houden. Halambra had er duidelijk wel wat van gemerkt. Zij trok haar hand ineens terug. “Ik moet je nu terug brengen, want binnen een paar minuten komt de volgende wacht”, zei Mercor. Opeens bukt hij zich en dooft het licht. “Stil zijn, er is iemand!”zei hij. Het geluid van voetstappen kwam dichter en dichter. Toen zagen ze een silhouet van een persoon. “Shit, de wachter is wat vroeger op weg! Halambra, je moet zo hard lopen als je kunt! Anders dood mijn vader ons allebei!”zei hij luid fluisterend. Mercor en Halambra stonden op en begonnen te rennen. Ze liepen langs verschillende tenten en kralen en kwamen uiteindelijk bij de slavenkooien aan. Helemaal aan het einde van de kooien stond een lege kooi. Haar kooi. Toen ze haar kooi zag dacht ze ‘daar ga ik niet in’. Maar ze had geen keus. Ofwel sterven ofwel erin gaan. Toen Mercor de ketting aan haar enkel had gedaan, sloot hij de kooi zorgvuldig vast en zei: “Ik kom je morgen terug halen.” En toen het licht van zijn lamp verdween, kwam er een ander licht, iets feller. Het was het licht van de wachter. Gelukkig was Mercor op tijd verdwenen. Halambra kon niet wachten tot het morgen was. Met een glimlach op haar gezicht viel ze in slaap, terwijl de wachter zijn toer deed.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen