“Auwauwauwauwauw!” zei Joachim. “Proficiat Joachim, hoe heb je je nu weer verbrand?” vroeg Purotus zuchtend. “Hé, zwaarden smeden kun je niet op één, twee, drie”, was het antwoord. “En trouwens, hoeveel zwaarden en dolken hebben we al gesmeden? En hoeveel pijlen hebben we al gevonden?”. “We hebben al 35 dolken gesmeden, 46 zwaarden gemaakt en 97 pijlen gevonden”, zei Purotus. “Er moeten nog veel meer dolken en zwaarden komen, anders zullen we deze slag niet overleven.”. Purotus ging zitten en legde zijn hoofd in zijn handen. “Maak je geen zorgen over Halambra vader. Je weet best dat je met zorgen nergens komt! Dat zei Halambra altijd”, zei Joachim terwijl hij zijn arm over zijn vaders schouders legde. Plotseling stond Purotus op. “En bogen?” zei Purotus. “ Daar hebben we niet eens aan gedacht! Hoe moeten we de pijlen anders afschieten! En hoe maken we in hemelsnaam bogen?!”riep hij. “Vader! Wees nu eens rustig!” riep Joachim terug. “Met zorgen kom je nergens!” Toen zei Joachim, iets rustiger: “Ga maar wat rusten. Het is al één uur in de nacht. Door je zorgen en vermoeidheid kan je niet helder denken. Ga rusten, morgen spreken we verder.” Purotus knikte instemmend. Toen hij de tent binnenging, keek Joachim naar de sterrenhemel en vroeg zich af wat er nu met zijn kleine zus was gebeurd.

Halambra raakte terug bij bewustzijn. Het begon al te schemeren. Ritus had haar gemarteld en bedreigd, maar ze liet geen woord los. Nu zat ze voor een deel onder het bloed dat van haar verwondingen kwam. Ook had ze overal pijn. “Rustig maar en beweeg alsjeblieft niet te veel, anders kan ik je verwondingen niet verzorgen.”zei Mercor, die eindelijk terug kon bewegen. “Heet j… je Mercor?”vroeg ze stotterend. “Gelukkig, ik dacht dat mijn vader je stem al had afgepakt. Ja, inderdaad, mijn naam is Mercor. Hoe weet je dat?”. Hij had besloten niet al te veel vragen in een keer te stellen. “Toen je vader riep…” en opeens braakt ze een bloedbal uit. “Rustig maar, hier, drink wat, dan gaat die smaak weg”, zei hij. “Wat is dit?” vroeg Halambra, terwijl ze de beker van hout leeg dronk. “Boomsap, het lekkerste wat er is. Maar… hoe heet je eigenlijk?” vroeg Mercor. Halambra keek recht in zijn ogen. “Dat mag ik niet zeggen van mijn vader”, antwoordde ze. “Waarom niet? Anders zal mijn vader je blijven martelen. En jij weet mijn naam toch al?” vroeg hij een beetje verontwaardigd. “En trouwens …wacht eens… ben jij de dochter van Purotus?”
Halambra bleef zwijgen. Dat had ze geleerd van haar vader. Vader. Toen ze aan hem dacht, moest ze huilen. “Waarom huil je nu? Is…Purotus jouw vader?”al bij die gedachte huiverde hij. Als dat echt zo was, liep ze groot gevaar gedood te worden. “Vertel het aan niemand verder alsjeblieft! En vooral NIET aan je vader”, zei Halambra. “Goed dan, maar dan vertel je me alles, maar dan ook alles”, zei Mercor, die opgewonden was. “Inderdaad, ik ben de dochter van Purotus. Mijn naam is Halambra, ik heb 5 zussen en 2 broers die nog leven en 2 broers die zijn gestorven tijdens één van de drakenaanvallen. Als er geen drakenaanvallen waren, werkte ik in de wapenfabriek van mijn vader. Dat moesten alle vrouwen doen. Maar nu de fabriek is aangevallen, weet ik niet hoe we nu wapens moeten maken. Ja, voor jullie is het een opluchting, maar het is wel oneerlijk. Wij kunnen ons niet meer verdedigen”, zei Halambra. Plotseling hoorde ze een luid gebrul. “Draken”, fluisterde Halambra bang.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen