"Ann?" Hoor ik in de verte. Verbaasd draai ik me om. De stem die mijn naam roept klinkt zo bekend.. Maar het kan toch niet.. Hij kan net niet zijn. Hij was verhuisd naar Australië. Ik zet een paar stappen naar het geluid toe, wanneer ik mijn stem weer hoor. En ik weet het zeker. Het is zijn stem. Dan zie ik een zwarte vlek in de schaduw van de kamer. "Ann." Klont er opgelucht uit de mond van de jongen, en ik loop gelukkig op hem af. "Ann. Niet doen." Hij zet zijn hand op mijn rechterschouder en duwt me een stukje terug. Ik kan zijn volledige gezicht nu zien. Het is nog net zo knap als een jaar geleden. Een beetje verbaas zet ik nog een stap naar achteren, zodat zijn hand nu van mijn schouder valt. Dan pas zie ik dat zijn gezicht ongelukkig staat. Er is geen vrolijk sprankeltje te zien in zijn ogen, zoals die er altijd was. "J... Jake?" Weet ik uit te brengen. "Wat is er ge- gebeurt?" Ik stotter een beetje, maar dat komt omdat ik verbaasd ben. Jake is altijd een van de vrolijkste mensen geweest die ik kende, hij was altijd aan het lachen en je zag hem eigenlijk nooit zonder een glimlach of grijns op zijn gezicht. Met zijn bruine haren en helderblauwe ogen, die nu dof stonden, was Jake sowieso ook iemand die er totaal niet verkeerd uitzag. Maar nu stonden die ogen ongelukkig, waren ze een beetje rood langs de zijkant en hingen zijn schouders naar beneden. Een ongelukkige uitdrukking siert zijn gezicht.
"Ik.. Ann. Ik.. Ik weet het niet." De laatste zin komt als gefluister uit zijn mond, nog iets wat Jake nooit deed. Hij was altijd luidruchtig. Iedereen mocht altijd weten dat hij er was. Ik zet een stap naar voren en omhels hem. Doordat ik zo'n tien centimeter kleiner ben moet ik lichtelijk rijken om hem in zijn ogen te kijken. "Je kan alles bij me kwijt Jake, weet dat hè." Zeg ik waarna ik hem weer omhels, en deze keer sluiten zijn armen zich ook om mijn lichaam en voel ik na een halve minuut een traan vallen op mijn schouder. Jake leunt er op met mijn gezicht. Nog nooit heb ik hem zo gebroken gezien. En het paste niet bij hem. Ik wil hem zo niet zien. Ik wil dat hij lacht. Ik wil dat hij vrolijk is. Hij verdient het verdriet en de pijn niet. Maar zijn antwoord kreeg ik tot op de dag van vandaag niet te horen, en ik hoef het ook niet te horen. Ik houd van hem, en hij van mij.